Bible

 

Exodus 14:13

Studie

       

13 Doch Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, staat vast, en ziet het heil des HEEREN, dat Hij heden aan ulieden doen zal, want de Egyptenaars, die gij heden gezien hebt, zult gij niet weder zien in eeuwigheid.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 8227

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

8227. En de Egyptenaren waren vluchtende haar tegemoet; dat dit betekent dat zij zichzelf onderdompelden in de valsheden uit het boze, staat vast uit de betekenis van vluchten de zee tegemoet, dus zichzelf onderdompelen in de valsheden vanuit het boze, die met de wateren van die zee worden aangeduid, nr. 8226.

Hiermee is het als volgt gesteld: wie de innerlijke dingen van de oorzaken niet kent, kan niet anders geloven dan dat de boosheden die de bozen overkomen, zoals: bestraffingen, verwoestingen, verdoemenissen en tenslotte het neerwerpen in de hel, er vanwege het Goddelijke plaatsvinden, zo immers verschijnt geheel en al, want zulke gebeurtenissen ontstaan vanwege de tegenwoordigheid van de Heer, nrs. 8137, 8138, 8188; toch overkomt hun niets zodanigs vanwege het Goddelijke, maar uit henzelf; het Goddelijke en de tegenwoordigheid van het Goddelijke heeft enig en alleen de bescherming en de zaliging van de goeden ten doel, wanneer het Goddelijke bij hen tegenwoordig is en hen beschermt tegen de bozen, dan ontbranden de bozen nog meer tegen het Goddelijke Zelf, want dit dragen zij de grootste haat toe; degenen die het goede haat toedragen, dragen het Goddelijke het meest haat toe; vandaar vallen zij aan en voor zoveel zij dit doen, werpen zij zichzelf krachtens de wet van de orde in: bestraffingen, verwoestingen, verdoemenis en tenslotte in de hel.

Hieruit kan vaststaan dat het Goddelijke, dat wil zeggen, de Heer, niets dan het goede doet en niemand het boze aandoet, maar dat degenen die in het boze zijn, dat zichzelf aandoen en zich in zulke gevolgen werpen.

Dat de Egyptenaren de zee tegemoet vluchtten, dat wil zeggen, dat zij zichzelf in die valsheden van het boze onderdompelden, wordt daarmee aangeduid.

Verder moet over deze zaak nog het volgende worden gezegd: men gelooft ook dat uit het Goddelijke het boze is, vanwege het idee dat het Goddelijke dit toelaat en niet wegneemt; en wie toelaat en niet wegneemt wanneer hij kan, heeft de schijn alsof hij wil en zo in de oorzaak is.

Maar het Goddelijke laat toe, omdat het niet kan verhinderen, noch wegnemen; het Goddelijke wil immers niets dan het goede; indien het dus het boze zou verhinderen en wegnam, namelijk die bestraffingen, verwoestingen, vervolgingen, verzoekingen en dergelijke dingen, dan zou het het boze willen, want dan zouden die niet verbeterd kunnen worden en dan zou het boze groeien totdat het over het goede zou heersen.

Het is hiermee gesteld als met een koning die de schuldigen vrijspreekt; deze is in de oorzaak van het boze, dat door die bozen daarna gedaan in het koninkrijk wordt gedaan en eveneens in de oorzaak dat er vandaar bij anderen losbandigheid komt, en ook dat de boze bevestigd zou worden in het boze; en daarom kan een rechtvaardig en goed koning, hoewel hij bestraffingen kan wegnemen, dit toch niet, want zo doet hij niet het goede maar het boze.

Men moet weten dat alle bestraffingen en verder verzoekingen, in het andere leven het goede ten doel hebben.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl