Bible

 

Exodus 12:28

Studie

       

28 En de kinderen Israels gingen en deden het, gelijk als de HEERE Mozes en Aaron geboden had, alzo deden zij.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7994

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

7994. En Jehovah zei tot Mozes en Aharon; dat dit de inlichting door het Goddelijk Ware betekent, staat vast uit de betekenis van Jehovah zei, wanneer er wordt gehandeld over de inzettingen van de Kerk, dus de inlichting of het onderricht, nrs. 7186, 7267, 7304, 7380, 7517, 7769, 7793, 7825; en uit de uitbeelding van Mozes en Aharon, namelijk het Goddelijk Ware: Mozes innerlijk en Aharon uiterlijk, nrs. 7009, 7010, 7089, 7382.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7186

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

7186. En Jehovah zei tot Mozes; dat dit het onderricht ten aanzien van de Goddelijke Wet betekent, staat vast uit de betekenis van Jehovah zei, namelijk het onderricht vanuit het Goddelijke, waarover hierna; en uit de uitbeelding van Mozes, dus de Goddelijke Wet, nrs. 6723, 6752, 7014.

Dat Jehovah zei tot Mozes, het onderricht ten aanzien van de Goddelijke Wet betekent, komt omdat aan het einde van het voorgaande hoofdstuk krachtens de Goddelijke Wet werd geloofd dat het zal gebeuren dat zij die van de geestelijke Kerk waren terstond van de bestokingen zouden worden bevrijd; terwijl het toch volgens de orde is dat de bozen die aanvallen, bij graden moeten worden verwijderd en dat degenen die van de geestelijke Kerk zijn, bij graden moeten worden bevrijd; de Goddelijke Orde is immers geen andere; vandaar is ook de Goddelijke Wet geen andere, want de gehele Goddelijke Wet is van de orde en wel dermate dat het hetzelfde is of men zegt de Goddelijke Wet dan wel de Wet van de Goddelijke Orde.

Over deze Wet worden nu diegenen onderricht die van de geestelijke Kerk zijn en dat het krachtens die Wet is dat zij zeker moeten worden bevrijd wanneer de tijd en de staat volgens de orde daar is.

Dat Mozes, door wie hier de Goddelijke Wet wordt uitgebeeld, zodanig is als zij is bij hen die van de geestelijke Kerk zijn, wanneer zij in die staat van bestokingen zijn, krachtens de Goddelijke Wet heeft geloofd dat het zal plaatsvinden, dat zij terstond van die aanvallen zouden worden bevrijd, blijkt uit wat hij sprak aan het einde van het voorgaande hoofdstuk, namelijk: ‘Waarom hebt Gij dit volk boos gedaan; waarom dit dat Gij mij gezonden hebt en door te bevrijden hebt Gij Uw volk niet bevrijd’, waarmee wordt aangeduid dat zij al te zeer werden gekwetst door de valsheden, terwijl toch de van het Goddelijke voortgaande Wet anders schijnt te zeggen en dat zij zo niet uit de staat van die kwellingen zijn weggenomen, nrs. 7165, 7166, 7169.

Dat zij die van de geestelijke Kerk zijn en in de lagere aarde zijn, geleidelijk bij graden van die bestokingen zouden worden bevrijd en niet direct, komt omdat de aanklevende boosheden en valsheden niet op andere wijze kunnen worden verwijderd en de goede en de ware dingen in de plaats ervan ingeboezemd; dit vindt plaats door verschillende verandering van staat, dus geleidelijk bij graden.

Zij die geloven dat de mens rechtstreeks in de hemel kan worden binnengeleid en dat dit alleen van de barmhartigheid van de Heer is, vergissen zich schromelijk; indien dit het geval was, dan zouden allen, hoevelen het er ook in de hel zijn, in de hemel verheven worden, want de barmhartigheid van de Heer is jegens allen; maar het is volgens de orde dat elk mens zijn leven dat hij in de wereld heeft geleid, met zich meebrengt en volgens dat leven is zijn staat in het andere leven; en dat de barmhartigheid van de Heer bij allen invloeit, maar dat deze op verschillende wijze wordt opgenomen en door degenen die in het boze zijn, wordt verworpen; en omdat zij zich hiervan hebben doordrenkt in de wereld, behouden zij dat ook in het andere leven; ook bestaat er in het andere leven geen verbetering; de boom blijft immers liggen waar hij gevallen is.

Hieruit blijkt dat het volgens de orde is dat zij die in het goede hebben geleefd en bij wie eveneens grove en onzuivere dingen zijn, die van de liefden van de wereld en van de eigenliefde zijn, niet vergezelschapt kunnen worden aan hen die in de hemelen zijn, voordat die dingen zijn verwijderd.

Hieruit blijkt, dat de bevrijding van die bestokingen geleidelijk bij graden plaatsvindt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl