Bible

 

Exodus 10:25

Studie

       

25 Doch Mozes zeide: Ook zult gij slachtofferen en brandofferen in onze handen geven, die wij den HEERE, onzen God, doen mogen;

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7688

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

7688. En het land was verduisterd; dat dit betekent dat het valse werd binnengebracht waar het ware was, staat vast uit de betekenis van de duisternis, namelijk de valsheden, nrs. 1839, 1860, 4418, 4531; dus is verduisterd worden, in het valse zijn; en omdat er wordt gehandeld over de verwoesting van degenen die van de Kerk zijn geweest en de waarheden hebben gekend, maar een leven van het boze hebben geleefd, wordt met het land was verduisterd, het valse aangeduid waar het ware was; het ware wordt in de innerlijke zin aangeduid met licht en dus vandaar het valse met duisternis; en daadwerkelijk hebben zij die in het ware zijn, licht en zij die in het valse zijn, duisternis; het schijnsel waarin degenen zijn die in het valse in het andere leven zijn, wordt donkerheid bij de aanwezigheid van het licht van de hemel en een grotere donkerheid bij hen die van de Kerk zijn geweest, omdat voor hen het valse tegen het ware van het geloof was, volgens de woorden van de Heer bij Mattheüs: ‘Indien het schijnsel dat in u is, duisternis is, hoe groot is de duisternis’, (Mattheüs 6:23) en bij dezelfde: ‘De zonen van het koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de uiterlijke duisternis’, (Mattheüs 8:12); de zonen van het koninkrijk zijn zij die van de Kerk zijn; de uiterlijke duisternis zijn de zwaardere valsheden; deze worden uiterlijk genoemd, omdat valsheden in de uitersten zwaarder zijn.

Dat de valsheden duisternis worden genoemd, staat vast uit verscheidene plaatsen in het Woord, zoals bij Johannes: ‘Het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; hun werken waren immers boos’, (Johannes 3:19).

Bij dezelfde: ‘Wandelt terwijl gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet bevange; Ik, het Licht, ben in de wereld gekomen, opdat een elk die in Mij gelooft, in de duisternis niet blijve’, (Johannes 12:35,46).

Bij Jesaja: ‘Wee degenen die van het boze zeggen het goede en van het goede het boze, die duisternis tot licht stellen en het licht tot duisternis’, (Jesaja 5:20)

Bij Jeremia: ‘Geeft Jehovah uw God de heerlijkheid, voordat Hij de duisternis binnenbrengt en voordat uw voeten zich stoten aan de bergen der schemering; dan zult gij het licht verwachten, maar Hij zal dat stellen tot een schaduw des doods; Hij zal het stellen tot donkerheid’, (Jeremia 13:16).

Bij Ezechiël: ‘Ik zal wanneer Ik u zal hebben uitgeblust, de hemelen bedekken en hun sterren zwart maken; de zon zal Ik met een wolk bedekken en de maan zal haar schijnsel niet laten lichten; alle schijnselgevers van het licht zal Ik over u zwart maken en Ik zal een duisternis geven over uw land’, (Ezechiël 32:7,8)

Bij Joël: ‘De dag van Jehovah komt, hij is nabij, een dag van duisternis en donkerheid, een dag der wolk en der duisterheid’, (Joël 2:2; Amos 5:18,20).

Bij Zefanja: ‘Dag der ontsteking, deze dag, een dag der woestheid en verwoesting, een dag der duisternis en der donkerheid’, (Zefanja 1:15); in deze plaatsen betekent de duisternis het valse.

Ook betekent in het Woord de duisternis de onwetendheid omtrent het ware en wel een zodanige onwetendheid als de natiën die het Woord niet hebben en ten aanzien van de Heer niets weten.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1860

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1860. Dat ‘en er werd donkerheid’ betekent, wanneer haat in de plaats van de naastenliefde is getreden, blijkt uit de betekenis van de donkerheid; in het Woord beduidt duisternis de valsheden, maar donkerheid de boosheden, waarover zo aanstonds; er is duisternis wanneer het valse de plaats van het ware inneemt, en donkerheid wanneer het boze de plaats van het goede inneemt, of wat hetzelfde is, wanneer haat in de plaats van de naastenliefde is getreden. Wanneer haat de plaats van de naastenliefde inneemt, is de donkerheid zo groot, dat de mens in het geheel niet weet, dat haat boos is, nog minder dat dit boze zo groot is, dat het hem in het andere leven in de hel neerstoot; want diegenen die in de haat zijn, scheppen daarin een zeker behagen en als het ware een bepaalde levenslust; juist dit behagen en deze levenslust bewerken, dat men nauwelijks iets anders weet dan dat het goed is. Al wat de wellust en de begeerte van de mens begunstigt, voelt hij, omdat het zijn liefde begunstigt, als het goede, en wel dermate, dat wanneer hem gezegd wordt dat het hels is, hij het nauwelijks kan geloven; nog minder wanneer hem gezegd wordt, dat een dergelijk behagen en een dergelijke levenslust in het andere leven in drek- en lijkenstank verandert. Nog veel minder gelooft hij, dat hijzelf een duivel en een afgrijselijk beeld van de hel wordt; want de hel bestaat uit niets anders dan haatgevoelens en dergelijke duivelse vormen. Toch kan eenieder die over enig denkvermogen beschikt, dit weten, want wanneer hij zelf de haat zou willen beschrijven of uitbeelden, of als hij kon, op de een of andere manier afschilderen, zou hij dat niet anders doen dan door duivelse vormen, zoals zij ook na de dood worden; en toch, hoe wonderlijk, kunnen dergelijke mensen nog zeggen, dat zij in het andere leven in de hemel zullen komen, sommigen daardoor alleen dat zij zeggen geloof te hebben, terwijl er toch in de hemel alleen vormen van naastenliefde zijn, en van welke aard deze zijn, zie men in de in nr. 553 neergeschreven ervaringen. Laten zij nu eens nagaan, hoe deze beide vormen van haat en van naastenliefde ooit eensgezind op een en dezelfde plaats tezamen kunnen zijn. Dat duisternis het valse betekent en donkerheid het boze, kan uit de volgende plaatsen in het Woord blijken; bij Jesaja:

‘Ziet, de duisternis bedekt de aarde en donkerheid de volken’, (Jesaja 60:2).

Bij Joël:

‘Laat alle inwoners van het land beroerd zijn, want de dag van Jehovah komt, een dag van duisternis en donkerheid’, (Joël 2:1, 2).

Bij Zefanja:

‘Die dag zal een dag der verbolgenheid zijn, een dag der verwoesting en der verlating, een dag der duisternis en der donkerheid’, (Zefanja 1:15).

Bij Amos:

‘Zal niet de dag van Jehovah duisternis zijn en geen licht en donkerheid en geen glans daaraan’, (Amos 5:20);

waar de dag van Jehovah staat voor de laatste tijd van de Kerk, waarvan hier sprake is; duisternis voor de valsheden, donkerheid voor de boosheden; daarom worden beide uitdrukkingen gebruikt, want anders zou het een herhaling van een en hetzelfde zijn, of een zinledige omhaal van woorden. In de oorspronkelijke taal echter sluit het woord, dat in dit vers de donkerheid uitdrukt, beide in, zowel het valse als het boze, of het dichte valse waaruit het boze, voorts het dichte boze waaruit het valse voortkomt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl