10286. Een man die zal hebben gemaakt een zalf zoals deze; dat dit betekent de nabootsing van de Goddelijke dingen door kunst, staat vast uit de betekenis van maken zoals deze, namelijk de nabootsing en uit de betekenis van de zalf, namelijk de Goddelijke waarheden, die van de Heer alleen en uit de Heer alleen zijn, nr. 10264.

Dat de nabootsing door kunst wordt aangeduid, komt omdat alle nabootsing van de Goddelijke dingen uit de mens door kunst plaatsvindt.

Hoe het hiermee is gesteld, kan vaststaan uit wat eerder in nr. 10284 is gezegd en getoond.

Maar deze dingen kunnen nog verder worden toegelicht door de dingen die bij de geesten bestaan.

Diegenen van hen die alle dingen aan het toeval en aan de eigen voorzichtigheid en niets aan het Goddelijke toekennen, zoals zij in de wereld hebben gedaan, weten op verschillende manieren de Goddelijke dingen na te bootsen; zij vertonen immers paleizen, bijna zodanig als in de hemelen en bossen en graslanden die voor de aanblik bijna eender zijn zodanig als die zijn uit de Heer bij de goede geesten; zij tooien zich met glanzende klederen, ja zelfs brengen ook de sirenen een bijna engelachtige schoonheid over zich; maar al deze dingen uit kunsten en fantasieën; maar die zijn, hoezeer zij ook in de uitwendige vorm ook eender verschijnen, toch in de innerlijke vorm schandelijk, wat ook terstond aan de goede geesten door de Heer wordt geopenbaard, anders zouden zij verleid worden.

Het uitwendige wordt dan immers weggenomen en wanneer dit weggenomen, komt het duivelse naar voren dat van binnen is.

Het wordt weggenomen door het binnengelaten licht vanuit de hemel, ten gevolge waarvan het dwaallicht, dat van de fantasieën is, waardoor zulke dingen worden bewerkstelligd, uiteengeslagen wordt.

Daaruit kan vaststaan, hoedanig de nabootsing van de Goddelijke dingen door dit kunstmatige is.

Maar de dingen die vanuit de Heer zijn, zijn van binnen hemels en hoe innerlijker, des te hemelser, want de Goddelijke dingen groeien in volmaaktheid naar de innerlijke dingen toe, totdat zij tenslotte van een onuitsprekelijke schoonheid en volmaaktheid zijn.

Evenzo is het gesteld met de nabootsing van het goede en het ware bij hen die boos leven; diegenen van hen die de goede aandoeningen weten voor te liegen en een zeker iets van naastenliefde jegens de naaste en van de liefde tot God en tegelijk met die aandoeningen de waarheden van het geloof spreken en prediken alsof het uit het hart was, zijn in een eender dwaas en fantasierijk schijnsel.

Daarom, wanneer hun het uitwendige wordt afgenomen, dat het innerlijk voorloog, verschijnt het helse dat van binnen school, dat louter het boze is en het valse van het boze.

Dan wordt dit eveneens zichtbaar vertoond, dat dit boze de liefde van hen is en dat het valse van dit boze het geloof van hen is.

Hieruit blijkt opnieuw, wat de nabootsing is van de Goddelijke dingen door eigen opzet van de mens, waarover eerder in nr. 10284.