Bible

 

Deuteronomium 32:37

Studie

       

37 Dan zal Hij zeggen: Waar zijn hun goden; de rotssteen, op welken zij betrouwden?

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 649

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

649. En hij riep met een groot geroep tot hem die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel en wijnoogst gij de trossen van de wijngaard der aarde, betekent de werking van de Heer vanuit het goede van Zijn Liefde door het Goddelijk Ware van Zijn Woord in de werken van de naastenliefde en van het geloof, welke bij de mensen van de christelijke Kerk zijn.

Dit is de geestelijke zin van deze woorden, aangezien met die beide engelen de hemelen van het geestelijk en van het hemels rijk van de Heer worden aangeduid, nrs. 647, 648; en de hemelen doen niets vanuit zich, maar uit de Heer; de engelen in de hemelen immers zijn slechts ontvangers en daarom wordt niets anders in de geestelijke zin verstaan dan de werking van de Heer, hier op de Kerk in de christelijke wereld en op de werken van de naastenliefde en van het geloof bij de mensen daar; met de wijngaard immers wordt die Kerk aangeduid, zie het volgende artikel, nr. 651; en met de trossen en de druiven worden de werken van de naastenliefde aangeduid; dat deze met de trossen en de druiven worden aangeduid, is omdat zij de vruchten van de wijnstok in de wijngaard zijn en met de vruchten worden in het Woord de goede werken aangeduid.

Dat de engel uitgaande van het altaar zei tot de engel die uitging van de tempel, dat deze de sikkel zou zenden en zou wijnoogsten, is omdat met de van het altaar uitgaande engel de hemelen van het hemels rijk worden aangeduid, of de hemelen die in de goede dingen van de liefde zijn en met de van de tempel uitgaande engel de hemelen van het geestelijk rijk worden aangeduid, of de hemelen die in de ware dingen van de wijsheid zijn, zoals eerder is gezegd; en het goede van de liefde werkt niet iets vanuit zich, maar het werkt door het ware van de wijsheid; evenmin werkt het ware van de wijsheid iets vanuit zich, maar het werkt vanuit het goede van de liefde; dat dit zo is, is met vele dingen getoond in het werk ‘de Wijsheid van de engelen aangaande de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid’; dit is de oorzaak dat de engel, uitgaande van het altaar, zei tot de engel die van de tempel uitging, dat hij de sikkel zou zenden en de trossen van de wijngaard van de aarde zou wijnoogsten; vandaar nu is het, dat met die woorden wordt aangeduid ‘de Werking van de Heer’ vanuit het Goede van Zijn Liefde door het Goddelijk Ware van Zijn Woord.

Dat de druiven en de trossen de goede dingen en de werken van de naastenliefde betekenen, kan vaststaan uit de volgende plaatsen:

‘Wee mij, ik ben geworden zoals de inzamelingen van de zomer, zoals de nalezingen van de wijnoogst; niet een tros om te eten; mijn ziel verlangt de eerstelingvrucht; de heilige is vergaan uit het land en de echte onder de mensen’, (Micha 7:1, 2).

‘Hun druiven, druiven van gal; zij hebben trossen der bitterheden’, (Deuteronomium 32:32).

‘Mijn Beminde had een wijngaard; Hij heeft verwacht, dat hij druiven zou maken, maar hij maakte wilde vruchten’, (Jesaja 5:1, 2, 4).

‘Zij zien om naar vreemde goden, liefhebbende de flessen der druiven’, (Hosea 3:1).

‘Elke boom wordt aan zijn eigen vrucht gekend; er worden geen vijgen verzameld vanuit doornen en zij wijnoogsten ook geen druif van de braamstruik’, (Lukas 6:44).

‘Het zal in het midden des lands zijn gelijk de nalezingen, wanneer de wijnoogst geëindigd is’, (Jesaja 24:12, 13).

‘Indien de wijnoogsters tot u komen, zo zullen zij geen nalezingen overlaten’, (Jeremia 49:9; Obadja 1:4-5).

‘Over uw wijnoogst is de verwoester gevallen’, (Jeremia 48:32, 33).

‘Gij zult beroerd worden, gij die vol vertrouwen zijt, omdat de wijnoogst wordt voleindigd; de inzameling zal niet komen’, (Jesaja 32:9, 10) en ook elders, waar gezegd wordt de vrucht des wijngaards en vanuit de wijnstok.

Er zijn goede dingen van de hemelse liefde en er zijn goede dingen van de geestelijke liefde; de goede dingen van de hemelse liefde zijn van: de liefde tot de Heer en de goede dingen van de geestelijke liefde zijn van: de liefde jegens de naaste; laatstgenoemde goede dingen worden de goede dingen van de naastenliefde genoemd en worden verstaan onder de vruchten van de wijngaard, te weten de druiven en de trossen; maar de goede dingen van de liefde tot de Heer worden in het Woord verstaan onder de vruchten van de bomen, vooral onder de olijven.

649. a. Omdat zijn druiven rijp zijn, betekent omdat het de laatste staat van de christelijke Kerk is.

Met de druiven van de wijngaard zijn rijp, wordt iets eenders aangeduid als eerder met ‘de oogst is verdord’; maar oogst wordt gezegd van de Kerk in het algemeen en wijngaard van de Kerk in het bijzonder; dat de oogst is verdord de laatste tijd van de Kerk betekent, zie nr. 645; eveneens daarom de druiven van de wijngaard zijn rijp.

De wijngaard betekent de Kerk waar het Goddelijk Ware van het Woord is en waardoor de Heer bekend is; aangezien de wijn het innerlijk Ware betekent, dat uit de Heer door het Woord is, betekent daarom de wijngaard hier de christelijke Kerk; dat de wijn betekent het ware vanuit het goede van de liefde, dus uit de Heer, zie eerder in nr. 316.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 316

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

316. En beschadig de olie en de wijn niet, betekent dat er uit de Heer in wordt voorzien dat de heilige goede en ware dingen, die innerlijk in het Woord schuilen, niet verkracht en ontwijd worden.

Met de olie wordt het goede van de liefde aangeduid en met de wijn het ware vanuit het goede; zo wordt dus met de olie het heilig goede aangeduid en met de wijn het heilig ware; dat er uit de Heer in wordt voorzien dat zij niet verkracht en ontwijd worden, wordt aangeduid met ‘beschadig niet’; dit werd immers gehoord uit het midden van de vier levende wezens, dus uit de Heer, nr. 314; datgene wat uit de Heer wordt gezegd, daarin wordt eveneens uit Hem voorzien; dat daarin wordt voorzien zie de nrs. 314 en 255.

Dat olie het goede van de liefde betekent, zie de nrs. 778, 779; dat echter de wijn het ware vanuit dat goede betekent, staat vast uit de volgende plaatsen:

‘Alle gij dorstigen, gaat tot de wateren en die geen zilver heeft, gaat, koopt en eet en koopt zonder zilver wijn en melk’, (Jesaja 55:1).

‘Het zal te dien dage geschieden, de bergen zullen van most druipen en de heuvels van melk vloeien’, (Joël 3:18; Amos 9:13, 14).

‘Weggenomen is de vreugde vanuit Karmel en in de wijngaarden wordt niet gezongen, de wijn wordt in de wijnpers niet getreden, Ik heb de hedad [uitroep van vreugde] doen ophouden’, (Jesaja 16:10; Jeremia 48:32, 33); met Karmel wordt de geestelijke Kerk aangeduid, omdat daar wijngaarden waren.

‘Huilt, alle gij wijndrinkers, om de most, dewijl hij van uw mond is afgesneden; de wijngaardeniers huilen’, (Joël 1:5, 10, 11); bijna eendere dingen in, (Hosea 9:2, 3; Zefanja 1:13; Klaagliederen 2 :11, 12; Micha 6:15; Amos 5:11; Jesaja 24:6, 7, 9, 10).

‘Hij wast in de wijn zijn bekleedsel en in het bloed der druiven zijn mantel; rood van ogen door de wijn’, (Genesis 49:11); deze dingen ten aanzien van de Heer; en de wijn betekent het Goddelijk Ware.

Vandaar is het dat het Gewijde Avondmaal door de Heer is ingesteld, waarin het Brood de Heer betekent ten aanzien van het Goddelijk Goede en de Wijn de Heer ten aanzien van het Goddelijk Ware en bij degenen die dit opnemen betekent het brood het heilig goede en de wijn het heilig ware, uit de Heer; en daarom zei Hij:

‘Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van dit gewas des wijnstoks, tot op die dag wanneer Ik met u hetzelve zal drinken in het koninkrijk van Mijn Vader’, (Mattheüs 26:29; Lukas 22:18).

Omdat het brood en de wijn die dingen betekenden, daarom ‘bracht ook Melchizedek, uitgaande Abram tegemoet, voort brood en wijn; en deze was een priester Gods van de Allerhoogste en hij zegende Abram’, (Genesis 14:18, 19).

Met het spijsoffer en het drankoffer in de slachtoffers werden eendere dingen aangeduid, waarover in, (Exodus 29:40; Leviticus 23:12, 13, 18, 19; Numeri 15:2-15; 28:6, 7, 18; 29:1-7 e.v.).

Het spijsoffer was uit meel van tarwe; vandaar in de plaats van brood en het drankoffer was uit wijn.

Hieruit kan vaststaan wat wordt aangeduid met deze woorden van de Heer:

‘Niet doet men nieuwe wijn in oude zakken, maar men doet de wijn in nieuwe zakken en beide tezamen worden behouden’, (Mattheüs 9:17; Lukas 5:37, 38); de nieuwe wijn is het Goddelijk Ware van het Nieuwe Testament, dus van de Nieuwe Kerk; en de oude wijn is het Goddelijk Ware van het Oude Testament, dus van de Oude Kerk.

Iets eenders wordt aangeduid met deze woorden van de Heer op de bruiloft te Kana in Gallilea:

‘Elk man zet eerst de goede wijn op en wanneer men wel gedronken heeft, alsdan de mindere; gij hebt de goede wijn tot nu toe bewaard’, (Johannes 2:1-10).

Iets eenders wordt ook met de wijn aangeduid in de gelijkenis van de Heer over de door rovers gewonde man, ‘dat de Samaritaan olie en wijn in zijn wonden goot’, (Lukas 10:33, 34); want onder de door rovers gewonde man worden diegenen verstaan die geestelijk door de Joden gewond zijn met boze en valse dingen, aan wie de Samaritaan hulp verleent door olie en wijn in zijn wonden te gieten, dat wil zeggen, door het goede en het ware te leren en voor zoveel als hij kon, te genezen.

Het Heilig Ware wordt ook elders in het Woord met most en wijn aangeduid, zoals in, (Jesaja 1:21, 22; 25:6; 36:17; Hosea 7:4, 5, 14; 14:6-8; Amos 2:8; Zacharia 9:15, 17; Psalm 104:14-16).

Vandaar is het dat met de wijngaard in het Woord de Kerk wordt aangeduid die in de ware dingen uit de Heer is.

Dat de wijn het Heilig Ware betekent, kan ook vaststaan uit de tegengestelde zin ervan, waarin deze het vervalste en ontwijde ware betekent, zoals in deze plaatsen:

‘Hoererij, wijn en most, nam het hart in beslag; hun wijn is geweken, door te hoereren hebben zij gehoereerd’, (Hosea 4:11, 17, 18); de hoererij betekent de vervalsing van het ware, evenzo hier de wijn en de most.

‘De beker is in de hand van Jehovah en Hij heeft met wijn gemengd, Hij heeft gevuld met het gemengde en uitgegoten; en alle goddelozen der aarde zullen zijn droesem uitzuigen en drinken’, (Psalm 75:9).

‘Een beker van goud was Babel in de hand van Jehovah, dronken makende de algehele aarde; van haar wijn hebben de natiën gedronken; daarom zijn zij dol geworden’, (Jeremia 51:7).

‘Babylon is gevallen, omdat zij vanuit de wijn des toorns harer hoererij alle natiën heeft gedrenkt; indien iemand het beest aanbidt, hij zal drinken vanuit de wijn des toorns Gods, gemengd met louteren in de beker des toorns Gods’, (Openbaring 14:8-10).

‘Vanuit de wijn des toorns harer hoererij heeft Babylon alle natiën gedrenkt’, (Openbaring 18:3).

‘Het grote Babylon is gedacht geworden vóór God; om haar te geven de beker van de wijn der woede des toorns Gods’, (Openbaring 16:19).

‘Dronken geworden van de wijn harer hoererij zijn zij die de aarde bewonen’, (Openbaring 17:1, 2).

Met de wijn die Belsjatsar, de koning van Babel en zijn rijksgroten en vrouwen-echtgenoten en bijwijven dronken uit de vaten van de tempel van Jeruzalem en waarbij zij tegelijk de goden van goud, zilver, brons, ijzer, hout en steen prezen’, (Daniël 5:2-5), wordt ook niet iets anders aangeduid dan het ontwijde Heilig Ware van het Woord en van de Kerk en daarom werd er toen op de wand geschreven en werd de koning in die nacht gedood, vers 25, 30.

Met de wijn wordt het vervalste ware ook aangeduid in, (Jesaja 5:11, 12, 21, 22; 28:1, 3, 7; 29:9, 10; 56:11, 12; Jeremia 13:12, 13; 23:9, 10).

Iets eenders wordt aangeduid door het drankoffer dat zij plengden voor de afgoden, (Jesaja 65:11; 57:6; Jeremia 7:18; 44:17-19; Ezechiël 20:28; Deuteronomium 32:38).

Dat de wijn het Heilig Ware betekent en in de tegengestelde zin het ontwijde ware, is vanuit de overeenstemming; de engelen immers, die alle dingen geestelijk doorvatten, verstaan niet iets anders wanneer door de mens wijn in het Woord wordt gelezen; een zodanige overeenstemming is er tussen de natuurlijke dingen van de mensen en tussen het geestelijk denken van de engelen; iets eenders is het geval met de wijn in het Gewijde Avondmaal; vandaar is het dat door het Gewijde Avondmaal de binnenleiding in de hemel plaatsvindt, nr. 224 aan het einde.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl