Bible

 

Deuteronomium 29:2

Studie

       

2 En Mozes riep gans Israel, en zeide tot hen: Gij hebt gezien al wat de HEERE in Egypteland voor uw ogen gedaan heeft, aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan zijn land;

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 8874

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

8874. Omdat Ik Jehovah uw God; dat dit betekent dat het Goddelijke uit de Heer in alle en de afzonderlijke dingen is, staat vast uit wat eerder in de nrs. 8864, 8865, is ontvouwd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3921

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3921. Rachel zei: God heeft mij gericht en heeft ook mijn stem gehoord; dat dit in de hoogste zin de Gerechtigheid en de Barmhartigheid betekent, in de innerlijke zin het heilige van het geloof en in de uiterlijke het goede van het leven, staat vast uit de betekenis van ‘God mij richten’, en uit de betekenis van ‘mijn stem horen’; dat God mij richten de Gerechtigheid van de Heer is, kan zonder verklaring blijken en dat mijn stem horen de Barmhartigheid is eveneens; want de Heer richt allen vanuit de gerechtigheid en Hij hoort allen vanuit de barmhartigheid; Hij richt vanuit de gerechtigheid omdat Hij vanuit het Goddelijk Ware richt en Hij hoort vanuit de barmhartigheid omdat Hij vanuit het Goddelijk Goede hoort; vanuit de gerechtigheid diegenen die het Goddelijk Goede niet opnemen en vanuit de barmhartigheid diegenen die het wel opnemen, niettemin is het, als het vanuit de gerechtigheid is, ook tevens vanuit de barmhartigheid, want in alle Goddelijke Gerechtigheid is Goddelijke Barmhartigheid, zoals in het Goddelijk Ware het Goddelijk Goede is; maar omdat deze dingen te diep zijn verborgen dan dat zij in het kort kunnen worden gezegd, zullen zij vanuit de Goddelijke barmhartigheid van de Heer van de Heer, elders vollediger uiteen worden gezet. Dat ‘God heeft mij gericht en heeft ook mijn stem gehoord’ in de innerlijke zin het heilige van het geloof is, komt omdat het geloof, waarvan gesproken wordt met betrekking tot het ware, overeenstemt met de Goddelijke Gerechtigheid en het heilige dat het goede is, overeenstemt met de Goddelijke Barmhartigheid van de Heer; en bovendien wordt richten of het gericht gezegd met betrekking tot het ware dat van het geloof is, nr. 2235;

en omdat van God wordt gezegd dat Hij heeft gericht is het het goede of het heilige; hieruit blijkt dat het het heilige van het geloof is dat tegelijk door het ene en het andere wordt aangeduid; aangezien door het ene en het andere tegelijk dat ene wordt aangeduid, worden beide verbonden door ‘en ook’. Dat het in de uiterlijke zin het goede van het leven is, is eveneens vanwege de overeenstemming, want met het heilige van het geloof stemt het goede van het leven overeen. Dat men zonder de innerlijke zin niet kan weten wat ‘God heeft mij gericht en ook gehoord’ betekent, blijkt hieruit dat beide in de letterlijke zin niet zodanig samenhangen dat zij één enkel idee van het verstand oproepen. Dat in dit vers en in het volgende tot aan Jozef toe wordt gezegd God en in het vlak voorafgaande Jehovah, komt omdat in dit vers wordt gehandeld over de wederverwekking van de geestelijke mens en in het voorafgaande over de wederverwekking van de hemelse mens, want de naam God wordt genoemd wanneer gehandeld wordt over het goede van het geloof, dat van de geestelijke mens is, maar de naam Jehovah wanneer gehandeld wordt over het goede van de liefde, dat van de hemelse mens is, zie de nrs. 2586, 2769, 2807, 2822; want door Jehudah, tot op wie in het vorige hoofdstuk verder werd voortgegaan, wordt de geestelijke mens uitgebeeld, over wie in de volgende verzen 23 en 24. Dat de naam Jehovah werd genoemd, toen verder werd voortgegaan tot aan Jehudah, zie het voorafgaande hoofdstuk, de verzen 32, 33, 35;

dat de naam God wordt genoemd waar verder wordt gegaan tot aan Jozef, zie de verzen 6, 8, 17, 18, 20, 22, 23 en daarna weer Jehovah, omdat er voortgang is van de geestelijke mens tot de hemelse. Dit is de verborgenheid die in deze dingen ligt besloten en die niemand kan weten tenzij vanuit de innerlijke zin en evenmin tenzij men weet wat de hemelse mens en wat de geestelijke mens is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl