Bible

 

Deuteronomium 16:15

Studie

       

15 Zeven dagen zult gij den HEERE, uw God, feest houden, in de plaats, die de HEERE verkiezen zal; want de HEERE, uw God, zal u zegenen in al uw inkomen, en in al het werk uwer handen; daarom zult gij immers vrolijk zijn.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3702

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3702. Dat de woorden ‘en ziet, Jehovah stond op dezelve’ de Heer in het hoogste betekenen, kan hieruit blijken, dat Jehovah zo vaak in het Woord van het Oude Testament, Heer genoemd is, zie de nrs. 1736, 3023, 3035 en dat Hij in het Woord van het Nieuwe Testament nergens Jehovah wordt genoemd, maar in plaats van Jehovah de Heer, nr. 2921.

Dat ‘op dezelve staan’ wil zeggen: in het hoogste zijn, blijkt zonder verklaring. De verborgenheid die in de innerlijke zin van deze woorden schuilt, is deze, dat alle goedheden en waarheden van de Heer neerdalen en tot Hem opklimmen, dat wil zeggen, dat Hij de Eerste en de Laatste is; want de mens is zo geschapen, dat de Goddelijke dingen van de Heer door middel van hem neerdalen tot de uitersten van de natuur en van de uitersten van de natuur tot Hem opklimmen, zodat de mens de middelaar zou zijn, die het Goddelijke met de wereld van de natuur verenigt en de wereld van de natuur met het Goddelijke en dat dus zo door de mens, als door een verenigend middelaar, het uiterste zelf van de natuur uit het Goddelijke zou leven, hetgeen zou gebeuren, indien de mens had geleefd volgens de Goddelijke orde. Dat de mens zo geschapen is, blijkt hieruit, dat hij ten aanzien van zijn lichaam een wereld in het klein is, want alle verborgenheden van de wereld van de natuur zijn in hem neergelegd; want alles wat er verborgen is in de ether en in de veranderingen daarvan, ligt opgesloten in het oog en al wat er verborgen is in de lucht, ligt opgesloten in het oor; en al wat er onzichtbaar vloeit en werkt in de lucht, ligt opgesloten in het orgaan van de reuk, waar het wordt waargenomen; en alles wat onzichtbaar in de wateren en in de overige vloeistoffen aanwezig is, ligt opgesloten in het orgaan van de smaak; ook liggen alle veranderingen van staat zelf in de tastzin overal opgesloten; behalve dat de dingen die nog dieper verborgen zijn, in zijn meer innerlijke organen waargenomen zouden worden, wanneer zijn leven overeenkomstig de orde zou zijn. Hieruit blijkt duidelijk, dat er door de mens een neerdaling van het Goddelijke zou plaatsvinden in het uiterste van de natuur en van het uiterste van de natuur een opklimming naar het Goddelijke, indien de mens slechts met het geloof van het hart, dat wil zeggen met liefde, de Heer erkende als zijn laatste en eerste einddoel. In zo’n staat waren de Oudsten, die hemelse mensen waren, want al wat zij met enig zintuig vatten, was voor hen een middel om te denken over de dingen die van de Heer zijn, dus over de Heer en Zijn rijk; daaruit vloeide de verlustiging voort, die zij uit de wereldse en aardse dingen schepten, nrs. 1409, 2896, 2897, 2995; ja zelfs verschenen ook de lagere en uiterste dingen van de natuur, wanneer zij deze zo beschouwden, voor hun ogen alsof zij leefden, want het leven, waaruit deze neerdaalden, was in hun innerlijk gezicht en in hun innerlijke gewaarwording en de dingen die zich aan hun ogen vertoonden, waren zoals beelden van dit leven, en deze beelden, hoewel onbezield, waren voor hen niettemin op deze wijze bezield. Een dergelijke innerlijke gewaarwording hebben de hemelse engelen over alle dingen die in de wereld zijn, wat mij vaak werd gegeven gewaar te worden; vandaar hebben ook de kleine kinderen een dergelijke innerlijke gewaarwording, zie de nrs. 2297, 2298. Hieruit blijkt duidelijk, van welke aard diegenen zijn, door wie de Goddelijke dingen neerdalen tot aan de uitersten van de natuur en van de uitersten van de natuur tot Hem opklimmen en de Goddelijk gemeenschap en vandaar de verbinding uitbeelden, die in de hoogste zin wordt aangeduid door ‘de engelen, opklimmend en nederdalend langs de op de aarde opgestelde ladder, waarvan het hoofd aan de hemel raakte en waarop Jehovah stond’.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Bible

 

Numeri 26:1

Studie

       

1 Het geschiedde nu na die plaag, dat de HEERE sprak tot Mozes, en tot Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, zeggende: