Bible

 

Daniël 5:18

Studie

       

18 Wat u aangaat, o koning! de allerhoogste God heeft uw vader Nebukadnezar het koninkrijk, en grootheid, en eer, en heerlijkheid gegeven;

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 460

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

460. Die noch kunnen zien, noch horen, noch wandelen, betekent waarin niets van het geestelijk en waarlijk redelijk leven is.

Dat deze dingen gezegd worden, is omdat de afgodendienaar gelooft, dat hun afgoden zien en horen; zij maken die immers tot goden; toch worden niet deze dingen onder die woorden verstaan, maar, dat in de valse dingen van de eredienst niets van het geestelijk, noch van het echte redelijk leven is; met zien en horen wordt immers aangeduid verstaan en doorvatten, nrs. 7, 25, 87; en met wandelen wordt aangeduid leven, nr. 167; vandaar wordt met die drie het geestelijk en waarlijk redelijk leven aangeduid; deze worden aangeduid, omdat met de afgoden de valsheden van de eredienst worden aangeduid en daarin niets van het geestelijk en redelijk leven is.

Dat de afgoden niet zien, horen en wandelen, is te vanzelfsprekend om hierover iets te zeggen, indien daarin niet iets was dat hierin wordt aangeduid.

Eendere dingen worden over de afgoden ook elders in het Woord gezegd, zoals in deze plaatsen:

‘Zij leren niet kennen, noch verstaan zij en hun ogen zien niet, hun harten leren niet kennen, zij hebben geen wetenschap en inzicht’, (Jesaja 44:9, 18, 19).

‘Zij spreken niet, noch wandelen zij’, (Jeremia 10:3-10).

‘Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet’, (Psalm 115:5; 135:15, 16); waarmee eendere dingen worden aangeduid, omdat met de afgoden de valse dingen van de eredienst worden aangeduid en in de valse dingen niets van leven is dat het echte leven is.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Bible

 

Micha 1:7

Studie

       

7 En al haar gesneden beelden zullen vermorzeld worden, en al haar hoerenbeloningen zullen met vuur verbrand worden, en al haar afgoden zal Ik stellen tot een woestheid; want zij heeft ze van hoerenloon vergaderd, en zij zullen tot hoerenloon wederkeren.