Bible

 

II Samuël 15:32

Studie

       

32 En het geschiedde, als David tot op de hoogte kwam, dat hij aldaar God aanbad; ziet, toen ontmoette hem Husai, de Archiet, hebbende zijn rok gescheurd, en aarde op zijn hoofd.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9396

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9396. En hij nam het boek des verbonds; dat dit betekent het Woord in de letter, waarmee het Woord in de hemel is verbonden, staat vast uit de betekenis van het Boek, namelijk het Woord in de gehele samenvatting, waarover hierna; en uit de betekenis van het verbond, dus de verbinding, nrs. 665, 666, 1023, 1038, 1864, 1996, 2003, 2021, 6804, 8767, 8778.

Onder het Boek des Verbonds wordt hier al datgene verstaan wat de Heer sprak vanaf de berg Sinaï, want eerder in vers 4 wordt gezegd, ‘en Mozes schreef al de woorden van Jehovah’; daarom wordt onder het boek des verbonds in de strikte zin verstaan het Woord dat aan Mozes werd onthuld op de berg Sinaï en in de brede zin van het Woord in de gehele samenvatting, aangezien dat het Goddelijk Ware is dat door de Heer is onthuld; en aangezien de Heer Zich daardoor met de mens verbindt, met de mens van de Kerk, is dat daarom eveneens het Boek van het Verbond, omdat het verbond de verbinding is.

Maar hoedanig de verbinding van de Heer met de mens van de Kerk is door het Woord, weet men heden ten dage niet, de oorzaak ervan is dat heden ten dage de hemel gesloten is, nauwelijks iemand spreekt heden ten dage nog met engelen en geesten en weet vandaar hoe die het Woord doorvatten, terwijl dat toch de Ouden, vooral de Oudsten, bekend is geweest, want het was voor hen iets gewoons om met engelen en geesten te spreken; de oorzaak hiervan was deze dat de mensen in de oude tijden, vooral in de oudste, innerlijke mensen waren; zij dachten immers in de geest, bijna los van het lichaam, maar de huidige mensen zijn uiterlijk en denken in het lichaam bijna los van de geest; vandaar komt het dat de hemel als het ware van de mens is teruggetreden, want de vergemeenschapping van de hemel is met de innerlijke mens wanneer deze kan worden weggetrokken van het lichaam, maar niet met de uiterlijke rechtstreeks; vandaar is het heden ten dage onbekend hoedanig de verbinding van de Heer met de mens door het Woord is.

Degenen die vanuit het zinlijke van het lichaam en niet vanuit het zinlijke van de geest denken, kunnen het geenszins anders vatten, dan dat de zin van het Woord zodanig is in de hemel, als het in de wereld is, dat wil zeggen, zoals hij in de wereld is.

Indien werd gezegd, dat de zin van het Woord in de hemel zodanig is als het denken van de innerlijke mens, die zonder stoffelijke ideeën is, dat wil zeggen, zonder wereldse, lichamelijke en aardse ideeën, dan zou dit heden ten dage een paradox zijn; en te meer indien er werd gezegd, dat de zin van het Woord in de hemel zoveel verschilt van de zin ervan in de wereld of in de letter, als het hemels paradijs van het aards paradijs en als de hemelse spijs en drank van de aardse spijs en drank; hoe groot dit verschil is, verschijnt hieruit, dat het hemels paradijs het inzicht en de wijsheid is, de hemelse spijs al het goede van de liefde en van de naastenliefde en de hemelse drank al het ware van het geloof vanuit dat goede.

Wie zou zich heden ten dage niet verwonderen, indien hij hoorde, dat wanneer in het Woord melding wordt gemaakt van: een paradijs, een tuin, een wijngaard, in de hemel niet een paradijs, een tuin en een wijngaard wordt doorvat, maar in de plaats daarvan zulke dingen die van het inzicht en van de wijsheid uit de Heer zijn en wanneer melding wordt gemaakt van spijs en drank, zoals van: brood, vlees, wijn en water in plaats daarvan in de hemel zulke dingen worden doorvat die van het goede van de liefde en van het ware van het geloof uit de Heer zijn; en dit niet door ontvouwingen, noch als vergelijking, maar uit daadwerkelijke overeenstemmingen, aangezien de hemelse dingen die van de wijsheid zijn, van het inzicht, van het goede van de liefde en van het ware van het geloof, daadwerkelijk met die dingen overeenstemmen; en in deze overeenstemming is de innerlijke mens geschapen ten opzichte van de uiterlijke en uitwendige, dus de hemel die in de innerlijke mens is, ten opzichte van de wereld die in de uiterlijke mens is; eender in het algemeen.

Dat het Woord volgens de overeenstemmingen wordt verstaan en doorvat in de hemel en dat die zin de innerlijke zin is, is in het voorafgaande overal getoond.

Wie de woorden die nu zijn gezegd, inziet, kan weten en enigermate doorvatten, dat er door het Woord een verbinding van de mens met de hemel is en door de hemel met de Heer en dat er zonder het Woord geen verbinding zou zijn, zie de nrs. 2143, 7153, 7381, 8920, 9094, 9212, 9216, 9357 en elders meermalen is getoond.

Daaruit nu staat vast, waarom Mozes het Boek van het Verbond nam en las voor het volk en daarna bloed sprengde op het volk en zei: Zie, het bloed des verbonds; dit heeft daarom plaatsgevonden, omdat het bloed van het slachtoffer in de hemel, is het Goddelijk Ware dat voortgaat uit de Heer, dus op onze aarde het Woord, nr. 9393.

Omdat met het verbond de verbinding wordt aangeduid en omdat door het Goddelijk Ware dat voortgaat uit de Heer, dat wil zeggen, door het Woord, de verbinding plaatsvindt, worden daarom alle dingen die van het Goddelijk Ware uit de Heer of die van het Woord zijn, het verbond genoemd, zoals de tafelen waarin de tien geboden waren ingegrift en verder ook de gerichten, de inzettingen en de overige dingen die in de boeken van Mozes en in het algemeen de dingen die in het Woord, zowel van het Oude als het Nieuwe Testament, zijn.

Dat de tafelen, waarin de Tien Geboden waren geschreven zo werden genoemd, bij Mozes: ‘Jehovah schreef op de tafelen de woorden des verbonds, de tien woorden’, (Exodus 34:28).

Bij dezelfde: ‘Ik klom op de berg om te ontvangen de stenen tafelen, de tafelen van het verbond dat Jehovah met ulieden had uitgehouwen; Jehovah gaf mij de twee stenen tafelen, de tafelen des verbonds.

Ik daalde neer van de berg, toen de berg brandde van vuur; de twee tafelen des verbonds echter waren op mijn twee handen’, (Deuteronomium 9:9,11,15); en bij dezelfde: ‘Jehovah heeft ulieden Zijn verbond te kennen gegeven dat Hij u heeft geboden te doen, de tien woorden, die Hij heeft geschreven op de stenen tafelen; gij zult u wachten dat gij niet vergeet het verbond van Jehovah uw God, hetwelk Hij met u heeft uitgehouwen’, (Deuteronomium 4:13,23).

Omdat de beide tafelen waren neergelegd in de Ark, die in het midden of in het binnenste van de Tabernakel was, werd de Ark daarom de Ark des Verbonds genoemd, (Numeri 10:33; 14:44; Deuteronomium 10:8, 31:9,25,26; Jozua 3:3,6,8,11,14,17; 4:7,9,18; 6:6,8; 8:33; Richteren 20:27; 1 Samuël 4:3-5; 2 Samuël 15:24; 1Koningen 3:15; 6:19; 8:1,6; Jeremia 3:16).

Dat de boeken van Mozes het Boek des Verbonds werd genoemd, staat vast uit het vinden van die boeken door de priester Hilkia in de tempel, waarover het volgende in Koningen 2: ‘De hogepriester Hilkia vond het Boek der Wet in het huis van Jehovah; en zij lazen in hun oren al de woorden van het Boek des Verbonds gevonden in het huis van Jehovah’, (2 Koningen 22:8; 23:2).

Dat het Woord van het Oude Testament het verbond werd genoemd, bij Jesaja: ‘Aan hen die Mijn verbond houden zal Ik in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan zonen en dochteren’, (Jesaja 56:4,5).

Bij Jeremia: ‘Hoort de woorden van dit verbond, dat Ik uw vaders heb geboden, gehoorzaamt Mijn stem en doet ze, naar al wat Ik u gebied’, (Jeremia 11:2,3,5-7).

Bij David: ‘Alle wegen van Jehovah zijn barmhartigheid en waarheid voor degenen die Zijn verbond en Zijn getuigenis bewaren’, (Psalm 25:10).

Bij dezelfde: ‘De barmhartigheid van Jehovah is van het eeuwige tot het eeuwige over hen die Hem vrezen en Zijn gerechtigheid tot de zonen der zonen, tot degenen die Zijn verbond bewaren en Zijn geboden gedenken’, (Psalm 103:17,18).

En bij dezelfde: ‘Zij hebben het verbond Gods niet gehouden en zij hebben geweigerd in Zijn Wet te wandelen’, (Psalm 78:10); hier wordt het verbond Gods de Wet Gods genoemd; dat onder de Wet in de brede zin het gehele Woord wordt verstaan, in minder brede zin het historische Woord, in de strikte zin het door Mozes geschreven Woord en in de meest strikte zin de tien geboden van de Decaloog, nr. 6752.

Dat ook het Woord van het Nieuwe Testament het verbond is, bij Jeremia: ‘Zie, de dagen komende, waarop Ik met het huis Israëls en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; dit is het verbond dat Ik zal maken met het huis Israëls na deze dagen; Ik zal Mijn wet in het midden van hen geven en Ik zal die op hun hart schrijven’, (Jeremia 31:31-33).; het huis Israëls voor de geestelijke Kerk en het huis van Juda voor de hemelse Kerk; en bij David: ‘Ook Ik, tot eerstgeborene zal Ik hem geven, hoog boven de koningen der aarde en Mijn verbond zal Hem vast blijven; Ik zal Mijn verbond niet gering maken en de uitspraak van Mijn lippen zal Ik niet veranderen’, (Psalm 89:29,35); hier met betrekking tot de Heer; Mijn verbond zal Hem vast blijven, voor het één-zijn van het Goddelijk Zelf en het Goddelijk Menselijke; en dus eveneens voor het Woord, want de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke was het Woord dat Vlees, dat wil zeggen, Mens is geworden, (Johannes 1:1-3,14).

Dat het Goddelijk Ware of het Woord het verbond of de verbinding is, komt omdat dat het Goddelijke uit de Heer is, dus de Heer Zelf; daarom, wanneer het Woord door de mens wordt opgenomen, de Heer Zelf wordt opgenomen; daaruit blijkt, dat er door het Woord verbinding is van de Heer met de mens; en omdat er verbinding is van de Heer met de mens, is er ook verbinding van de hemel met de mens, want de hemel wordt de hemel genoemd krachtens het Goddelijk Ware dat voortgaat uit de Heer, dus krachtens het Goddelijke; daarom wordt van hen die in de hemel zijn gezegd, dat zij in de Heer zijn.

Dat het Goddelijke Zich verbindt met degenen die de Heer liefhebben en Zijn Woord houden, zie, (Johannes 14:23).

Uit dit alles kan vaststaan, dat onder het bloed van het verbond wordt verstaan de verbinding van de Heer door de hemel met de mens door het Woord; zoals eveneens bij Zacharia: ‘Ik zal uitroeien de wagen uit Efraïm en het paard van Jeruzalem en de boog des krijgs zal worden uitgeroeid; tegen de natiën zal Hij vrede spreken; Zijn heersen zal zijn van de zee tot de zee en van de troon tot aan de einden der aarde.

Ook u aangaande, door het bloed van uw verbond zal Ik uw gebondenen uitlaten uit de kuil waarin geen water is’, (Zacharia 9:10,11); wie niets ten aanzien van de innerlijke zin kent, kan hier niet anders uit opmaken dan zulke zaken die de letterlijke zin behelst, namelijk dat de wagen uit Efraïm, het paard uit Jeruzalem zal worden uitgeroeid en de boog des krijgs en tenslotte dat het bloed van het verbond van de Heer is, waardoor degenen zouden worden bevrijd die in zonden zijn, door op verschillende wijzen te ontvouwen, wie er worden verstaan onder de gebondenen in de kuil waarin geen water is; maar degene die de innerlijke zin van het Woord kent, vat dat hier over het Goddelijk Ware wordt gehandeld en dat dat nadat het verwoest is, dat wil zeggen, niet langer met het geloof en met het hart is opgenomen door de mens, door het Goddelijk Ware uit het Goddelijk Menselijke van de Heer dat voortgaat, zal worden hersteld en dat zo zij die geloven en doen, met de Heer Zelf zullen worden verbonden; wat uit de innerlijke zin van de afzonderlijke dingen daar vollediger kan vaststaan; zoals uit de betekenis van de wagen, namelijk de leer van de Kerk, nrs. 2760, 5321, 5945, 8215; van Efraïm, namelijk het verlicht verstandelijke van de Kerk, nrs. 5354, 6222, 6238; uit de betekenis van het paard, namelijk het verstand van het Woord, nrs. 2760-2762, 3217, 5321, 6125, 6534, 8029, 8146, 8148; van Jeruzalem, te weten de geestelijke Kerk, nrs. 2117, 3654, 9166; uit de betekenis van de boog, namelijk de leer van het ware, nrs. 2868, 2709; en van de krijg, namelijk de strijd ten aanzien van de waarheden, nrs. 1664, 2686, 8295; daaruit blijkt, dat met de wagen uit Efraïm en het paard uit Jeruzalem en de boog des krijgs uitroeien, wordt aangeduid de verwoesting van het Goddelijk Ware in de Kerk, ten aanzien van alle verstand ervan.

En dat met het bloed van het verbond zullen worden uitgelaten de gebondenen in de kuil waarin geen water is, het herstel wordt aangeduid door het Goddelijk Ware uit het Goddelijk Menselijke van de Heer voortgaand; dat het bloed het Goddelijk Ware is en dat het verbond de verbinding is, is eerder getoond en dat de gebondenen in de kuil degenen zijn die van de geestelijke Kerk zijn en gezaligd zijn door de Komst van de Heer in de wereld, zie nr. 6854; er wordt gezegd de kuil waarin geen water is, omdat met het water het ware wordt aangeduid, nrs. 2702, 3058, 3424, 4976, 5668, 7307, 8137, 8138, 8568, 9323.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9094

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9094. En ook de dode zullen zij verdelen; dat dit betekent ook de kwetsende aandoening, staat vast uit de betekenis van het dode, dus het boze en het valse, nr. 9008; vandaar wordt met de dode os de aandoening van het boze en het valse in het natuurlijke aangeduid, dus de kwetsende aandoening, want het boze kwetst door het valse; en uit de betekenis van verdelen, dus verstrooien, nr. 9093.

Hoe het is gesteld met de dingen die in dit vers in de innerlijke zin zijn bevat, kan bezwaarlijk begrijpelijk worden ontvouwd; het zijn zulke dingen die door de engelen kunnen worden begrepen en slechts enigermate door de mens; want de engelen zien de verborgenheden van het Woord in het licht dat uit de Heer is, waarin zich ontelbare dingen zichtbaar vertonen, die niet vallen in de woorden van de spraak en zelfs niet in de denkbeelden bij de mensen zolang zij in het lichaam leven.

De oorzaak hiervan is, dat bij de mensen het licht van de hemel invloeit in het licht van de wereld en zo in zulke dingen daar die het licht van de hemel ofwel uitblussen, òf verwerpen, òf verduisteren en zo verzwakken.

De zorgen van de wereld en van het lichaam zijn zodanig, vooral die welke uit de liefden van de wereld en van het lichaam vloeien; vandaar komt het, dat de dingen die van de wijsheid van de engelen zijn voor het merendeel onuitsprekelijk zijn en ook onbegrijpelijk.

Niettemin komt de mens in zo’n wijsheid na het afwerpen van het lichaam, dat wil zeggen, na de dood, maar alleen deze mens die het leven van het geloof en van de naastenliefde uit de Heer in de wereld had opgenomen; want het vermogen van die wijsheid op te nemen is in het goede van het geloof en van de naastenliefde.

Dat het onuitsprekelijke dingen zijn die de engelen in het licht van de hemel zien en denken, is mij door veel ondervinding ook te weten gegeven, want toen ik in dat licht was opgeheven, scheen het mij toe al de woorden te verstaan die de engelen daar spraken, maar toen ik van daar in het licht van de uiterlijke of natuurlijke mens was neergelaten en in dit licht mij de dingen wilde herinneren die ik daar gehoord had, kon ik die niet met woorden uitdrukken en zelfs niet met denkbeelden begrijpen, dan alleen een paar en deze weinige ook in het duister; waaruit blijkt, dat wat in de hemel wordt gezien en gehoord, zodanig is dat nooit een oog heeft gezien, noch een oor heeft gehoord.

Zulke dingen zijn het die in de innerlijke zin van het Woord in het binnenste schuilen.

Eender is het gesteld met die teksten die in de innerlijke zin in dit vers en in het volgende zijn bevat.

De woorden die daar staan en begrijpelijk kunnen worden ontvouwd, zijn de volgende: alle waarheden bij de mens hebben het leven uit de aandoeningen die van enige liefde zijn; een ware zonder het leven daaruit, is zoals een klank die van de mond uitvloeit zonder idee of zoals de klank van een apparaat; daaruit blijkt, dat het leven van het verstand van de mens is uit het leven van zijn wil, dus dat het leven van het ware is vanuit het leven van het goede; want het ware heeft betrekking op het verstand en het goede op de wil; indien er dus twee waarheden zijn die niet leven uit eenzelfde gezamenlijke aandoening, maar uit uiteenlopende, dan kunnen die niet anders dan verstrooid worden, want zij botsen onderling; en wanneer waarheden worden verstrooid, worden ook de aandoeningen ervan verstrooid; het is immers de gezamenlijke aandoening waaronder alle waarheden bij de mens worden vergezelschapt; die gezamenlijke aandoening is het goede.

Dit kan worden gezegd over de dingen die in de innerlijke zin worden aangeduid met de ossen van twee mannen, waarvan de een de ander een slag toebrengt, zodat hij sterft; en dat dan de levende os verkocht zal worden en het zilver verdeeld en eveneens de dode os.

Wie die van de Kerk is, weet niet dat er in alle en de afzonderlijke teksten van het Woord Goddelijke dingen zijn; maar wie kan Goddelijke dingen zien in deze wetten ten aanzien van de ossen en de ezels die in een kuil vallen en ten aanzien van de ossen die met de horens stoten, indien zij alleen naar de zin van de letter worden beschouwd en ontvouwd; maar zij zijn dan Goddelijk, ook in de zin van de letter, indien zij tegelijk naar de innerlijke zin worden beschouwd en ontvouwd; want in die zin handelen alle en de afzonderlijke dingen van het Woord over de Heer, over Zijn rijk en de Kerk; dus over de Goddelijke dingen.

Opdat immers iets Goddelijk en heilig zal zijn, moet het over Goddelijke en heilige zaken handelen; de zaak waarover wordt gehandeld, bewerkt dit.

De wereldlijke en gerechtelijke zaken, zodanig als de gerichten, de inzettingen en de wetten zijn, die door de Heer vanaf de berg Sinaï werden verkondigd en die in dit hoofdstuk en in het volgende van Exodus zijn bevat, zijn Goddelijk en heilig door de inspiratie, maar de inspiratie is niet een dicteren, maar zij is een invloeiing uit het Goddelijke; dat wat invloeit uit het Goddelijke, gaat door de hemel heen en daar is dit het hemelse en het geestelijke; maar wanneer het in de wereld komt, wordt het het wereldlijke, waarin van binnen dat hemelse en geestelijke is.

Daaruit blijkt vanwaar het Goddelijke is en waar het Goddelijke is in het Woord; en wat inspiratie is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl