Bible

 

II Samuël 12:23

Studie

       

23 Maar nu is het dood, waarom zou ik nu vasten? Zal ik hem nog kunnen wederhalen? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij zal tot mij niet wederkomen.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6960

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6960. Breng uw hand in uw boezem; dat dit de toe-eigening van het ware betekent, staat vast uit de betekenis van de hand, namelijk de macht, nr. 6947; en uit de betekenis van de boezem, te weten de liefde; de dingen immers die van de borst zijn, stemmen met de liefde overeen, want daarin is het hart, dat overeenstemt met de hemelse liefde en de long die overeenstemt met de geestelijke liefde, nrs. 3635, 3883-3896, 4112, 4113, 4133; en omdat de boezem vandaar met de liefde overeenstemt, wordt daarmee eveneens het eigene aangeduid, want datgene is het eigene van de mens wat van zijn liefde is; daarom wordt hier met de hand in de boezem brengen, de toe-eigening aangeduid; dat het de toe-eigening van het ware is, blijkt uit wat volgt en verder hieruit dat in het ware de geestelijke macht bestaat, nr. 6948.

Dat de boezem datgene zelf is wat van de mens is, dus het eigene en vandaar de toe-eigening en de verbinding door de liefde, staat uit deze plaatsen vast; bij Micha: ‘Vertrouwt de genoot niet, stelt geen vertrouwen in de leider, bewaar de deuren van uw mond voor de aan uw boezem liggende’, (Micha 7:5); de aan de boezem liggende, voor hem die met hem door de liefde is verbonden; vandaar wordt eveneens de echtgenote de echtgenote van de boezem van de echtgenoot genoemd, (Deuteronomium 28:54; 2 Samuël 12:8); en wordt de echtgenoot genoemd de echtgenoot van de boezem van de echtgenote, (Deuteronomium 28:56); en dit omdat de een van de ander is.

Bij David: ‘Mijn gebed zal terugvallen op mijn boezem’, (Psalm 35:13), voor tot hemzelf terugvallen.

Bij dezelfde: ‘Gedenk, Heer, aan de smaad van Uw knechten; dat ik in mijn boezem zal dragen alle grote volken’, (Psalm 89:51), voor bij zichzelf, als eigen.

Bij Jesaja: ‘Zoals een herder weidt hij zijn kudde, in Zijn arm verzamelt Hij de lammeren en in Zijn boezem draagt Hij ze’, (Jesaja 40:11).

Bij Lukas: ‘Geeft, en u zal gegeven worden, een goede, neergedrukte, geschudde en overlopende maat zal gegeven worden in uw boezem’, (Lucas 6:38); in de boezem geven voor aan henzelf als eigen.

Bij dezelfde: ‘Daarna geschiedde het dat Lazarus stierf en door de engelen gedragen werd in de boezem van Abraham’, (Lucas 16:22); gedragen worden in de boezem van Abraham, voor tot de Heer, Die onder Abraham wordt verstaan, vanwege de verbinding door de liefde.

Bij Johannes: ‘Een van de discipelen was aanliggende aan de boezem van Jezus, die Jezus liefhad; deze, gevallen aan de borst van Jezus, zie tot Hem: Heer, wie is het?’, (Johannes 13:23,25); aanliggen aan de boezem, klaarblijkend voor liefgehad en door de liefde verbonden worden.

Bij dezelfde: ‘Niemand heeft ooit God gezien, de Enigverwekte Zoon, Die in de boezem van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard, (Johannes 1:18); in de boezem van de Vader, voor één zijn.

De boezem staat voor datgene zelf wat van de mens is, maar voor de toe-eigening niet door de liefde, in de volgende plaatsen; bij Jesaja: ‘Ik zal vergelden, Ik zal vergelden op hun boezem uw ongerechtigheden en de ongerechtigheden van uw vaderen tegelijk; Ik zal toemeten de prijs van hun werk op hun boezem’, (Jesaja 65:6,7).

Bij Jeremia: ‘Jehovah is doende barmhartigheid aan duizenden en vergeldende de ongerechtigheid van de vaderen in de boezem van hun zonen na hen’, (Jeremia 32:18).

Bij David: ‘Vergeld onze naburen zevenvoudig in hun boezem hun smaad waarmee zij U, Heer, gesmaad hebben’, (Psalm 79:12); vergelden in hun boezem, voor in henzelf.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl