8
Vraag het uw jongelingen, en zij zullen het u te kennen geven. Laat dan deze jongelingen genade vinden in uw ogen, want wij zijn op een goeden dag gekomen; geef toch uw knechten, en uw zoonDavid, hetgeen uw hand vinden zal.
32
Toen zeide de koning tot Cuschi: Is het wel met den jongeling, met Absalom? En Cuschizeide: De vijanden van mijn heer den koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan, moeten worden als die jongeling.