Amazwana

 

Vrije meningsuiting. Vrije gedachte. Vrije godsdienst.

Ngu New Christian Bible Study Staff (umshini ohunyushelwe ku Nederlands)

Sunrise over a field of grain.

Vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van gedachte. Vrijheid van godsdienst. Ze zijn belangrijk. Ze zijn in het nieuws. Hoe verhouden ze zich tot het Christendom? Laten we er eens over nadenken.

Wat heeft de Bijbel over hen te zeggen?

Neem Johannes de Doper als voorbeeld. Hij was de essentiële vrije spreker, de "stem van één, roepend in de woestijn", die de weg voor God bereidde. Hij sprak vrijuit en verkondigde een nieuwe, levende religie. Maar toen greep Herodes in, nam hem gevangen, zette hem gevangen, en doodde hem. Johannes (ik heb iets waarover ik vrijuit moet spreken) is de goedzak; Herodes (uw toespraak bevalt me niet) is de slechterik.

In Daniël 6:7-23, is er het beroemde verhaal van Daniël en de leeuwenkuil. Daniël werd voor de leeuwen geworpen omdat hij vrijuit sprak - biddend tot Jehovah, niet tot koning Darius - tegen een edict van de regering. Daniel is de goede man. Darius, totdat hij berouw toont, is de slechterik.

Misschien wel het krachtigste Bijbelse voorbeeld is te vinden in Jezus' bediening, die vrijheid van meningsuiting vereiste -- de vrijheid om een nieuwe godsdienst te vormen, te onderwijzen en te scheppen. Zijn vrije meningsuiting revolutioneerde de gedachten van zijn toehoorders. En wat deden de machtige religieuze leiders van die tijd? Ze beschuldigden hem van godslastering. Ze probeerden hem in de val te lokken. Om hem tot inkeer te brengen. Om stil te zijn. Hij wist dat hij dat niet kon doen; Zijn missie was om nieuwe waarheden te brengen aan een dorstige wereld.

Er is een geweldige "vrije meningsuiting" scène tijdens Jezus' intocht in Jeruzalem op Palmzondag, in Lucas 19:37-40:

"En toen Hij reeds genaderd was tot de afdaling van de Olijfberg, begon de gehele schare der discipelen verheugd met grote stem God te loven voor al de machtswerken, die zij gezien hadden, zeggende: Gezegend zij de Koning, die komt in de naam des Heren! Vrede in de hemel, en heerlijkheid in de hoogste!' En sommigen der Farizeeën uit de menigte zeiden tot Hem: 'Meester, berisp Uw discipelen.' En Hij antwoordde hun: 'Ik zeg u: Als dezen zouden zwijgen, zouden de stenen het uitschreeuwen.'

Dit zijn duidelijke voorbeelden. De Bijbel waardeert de vrijheid van meningsuiting.

Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van denken zijn nauw met elkaar verbonden. Diepe communicatie is een groot deel van wat ons menselijk maakt. Mensen ontwikkelden het vermogen om op grote schaal samen te werken door verhalen te delen. Als we niet vrijuit kunnen spreken, verliezen we het vermogen om echte gedachten te communiceren, en verliezen we het vermogen om nieuwe ideeën te delen, en valt ons potentieel weg.

Hier zijn drie uittreksels uit het werk van Swedenborg die hierop betrekking hebben:

"...wanneer de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid worden beknot, lijdt ook de vrijheid van denken, d.w.z. van het onderzoeken van zaken op een volledige en volledige wijze, eronder .... Ons hoger begrip past zich dan aan aan de mate van vrijheid die er is om te zeggen en te doen wat we overwegen." (Ware Christelijke Religie 814).

"Evenmin wordt iemand gereformeerd in een toestand van verstandelijke blindheid. Ook deze mensen zijn zich niet bewust van waarheden en weten niet wat het leven inhoudt, want het is ons onderscheidingsvermogen dat ons in deze zaken moet onderrichten en onze wil die ze moet uitvoeren. Wanneer onze wil doet wat ons onderscheidingsvermogen hem opdraagt, dan hebben we een leven in overeenstemming met de waarheden; maar wanneer ons onderscheidingsvermogen blind is, is onze wil ook geblokkeerd." (Gods Voorzienigheid 144)

"Niemand wordt hervormd in staten waar vrijheid en rationaliteit afwezig zijn." (Gods Voorzienigheid 38)

Ik sprak hierover met een vriend, en hij herinnerde mij eraan dat er grijze gebieden zijn, waar enige vrijheid en onderscheidingsvermogen bestaan, maar die beperkt zijn. Ik denk dat hij gelijk heeft; we leven meestal in deze grijze gebieden. Er zijn waarschijnlijk zeldzame gevallen waarin vrijheid en rationaliteit op nul staan -- misschien wanneer iemand in coma ligt. En ik betwijfel of iemand 100% vrijheid of onderscheidingsvermogen heeft. In sommige opzichten maakt dit vrije meningsuiting en vrije gedachte nog belangrijker. Het leven is niet kristalhelder, of vrij, en dingen die ons kunnen helpen bij het zoeken naar begrip en vrijheid zijn echt kostbaar.

Het voorbeeld van Helen Keller spreekt boekdelen. Zij noemde de dag dat Anne Sullivan bij haar thuis aankwam "de verjaardag van mijn ziel". In haar autobiografie, The Story of My Life (1903), beschreef Keller het moment waarop zij zich realiseerde dat de beweging van Anne's vingers, die w-a-t-e-r in haar hand spelden, het water symboliseerde dat zij over haar hand uitgoot:

"Ik stond stil, mijn hele aandacht gericht op de bewegingen van haar vingers. Plotseling voelde ik een mistig bewustzijn als van iets dat vergeten was - een sensatie van terugkerende gedachten; en op de een of andere manier werd het mysterie van taal aan mij geopenbaard.... Het levende woord wekte mijn ziel, gaf haar licht, hoop, bevrijdde haar!"

Helen Keller zei ook: "Men kan nooit toestemmen te kruipen als men een impuls voelt om te zweven."

Vrije meningsuiting en vrije gedachte hebben elkaar nodig. En... hoe zit het met religie?

Religie is een kern van gedachten. Als je niet vrij bent om te spreken, wordt je denken vertraagd. Als je niet vrij bent om te denken, hoe kun je dan hopen om tot de kerngedachten te komen over waarom we bestaan, en wat we gaan doen -- hoe we gaan leven? Religie is daar de kern van. Zelfs als je religie helemaal verwerpt, leef je nog steeds volgens een soort geloofssysteem, zelfs als dat materialistisch of nihilistisch is.

Als je verteld wordt wat je moet geloven, gaat dat meestal niet zo goed. Er is een natuurlijke neiging om te rebelleren. We hebben die vrijheid nodig om dingen zelf uit te zoeken.

Albert Einstein zei iets dat hier op slaat:

"Het is in feite niets minder dan een wonder dat de moderne onderwijsmethoden de heilige nieuwsgierigheid van het onderzoek nog niet volledig hebben gewurgd; want dit tere plantje heeft, behalve stimulering, vooral behoefte aan vrijheid. Zonder deze gaat het zonder mankeren ten onder." - Paul Schilpp, "Albert Einstein: Filosoof-Wetenschapper (1949) 'Autobiografische Notities'"

En... hier is nog een fragment uit Swedenborgs werk, Heaven en Hel:

In één woord, alles wat niet in vrijheid bij ons binnenkomt, blijft niet bij ons, omdat het niet tot onze liefde of bedoelingen behoort; en alles wat niet tot onze liefde of bedoelingen behoort, behoort niet tot onze geest. De eigenlijke werkelijkheid van onze geest is liefde of wil - ik gebruik de uitdrukking "liefde of wil" omdat wat wij liefhebben, wij bedoelen. Daarom kunnen wij niet worden hervormd, tenzij in een staat van vrijheid. (Hemel En Hel 598)

M. Scott Peck versterkt dit idee:

Er bestaat niet zoiets als een goede tweedehands religie. Om vitaal te zijn, om het beste te zijn waartoe we in staat zijn, moet onze religie een geheel persoonlijke zijn, geheel gesmeed door het vuur van onze vragen en twijfels in de smeltkroes van onze eigen ervaring van de werkelijkheid. - M. Scott Peck - The Road Less Travelled

Laten we tenslotte nog eens kijken wat de Bijbel erover zegt, in deze twee verhalen:

Saul van Tarsus vervolgde Christenen -- probeerde hun vrijheid van godsdienst te vernietigen. Hij had een wonderbaarlijke bekeringservaring die ertoe leidde dat hij Paulus werd genoemd, de grote Christelijke leraar en evangelist. (Zie Handelingen 9)

Sadrach, Mesach en Abednego werden vervolgd - in een vurige oven geworpen - omdat zij op hun eigen manier aanbaden en de edicten van Nebukadnezar negeerden. Zij werden gered door een engel, die hen voor verbranding behoedde. (Zie Daniël 3)

En nu...

Het is vrij duidelijk dat vrije meningsuiting, vrije gedachte en vrije godsdienst deel uitmaken van hetzelfde weefsel. Ze maken deel uit van het mens-zijn. Ze worden goed ondersteund in de Bijbel. Ze zijn verweven in de betere regeringen van onze tijd.

We moeten er goed voor zorgen. Ze zijn noodzakelijk voor ons om de waarheid te leren kennen en onwaarheid te verwerpen -- en om "op te houden kwaad te doen, en te leren goed te doen." (Jesaja 1:16)

IBhayibheli

 

Daniël 8

Funda

   

1 In het derde jaar des koninkrijks van den koning Belsazar, verscheen mij een gezicht, mij Daniel, na hetgeen mij in het eerste verschenen was.

2 En ik zag een gezicht, (het geschiedde nu, toen ik het zag, dat ik in den burg Susan was, welke in het landschap Elam is) ik zag dan in een gezicht, dat ik aan den vloed Ulai was.

3 En ik hief mijn ogen op, en ik zag, en ziet, een ram stond voor dien vloed, die had twee hoornen, en die twee hoornen waren hoog, en de een was hoger dan de andere, en de hoogste kwam in het laatste op.

4 Ik zag, dat de ram met de hoornen tegen het westen stiet, en tegen het noorden, en tegen het zuiden, en geen dieren konden voor zijn aangezicht bestaan, en er was niemand, die uit zijn hand verloste; maar hij deed naar zijn welgevallen, en hij maakte zich groot.

5 Toen ik dit overlegde, ziet, er kwam een geitenbok van het westen over den gansen aardbodem, en roerde de aarde niet aan; en die bok had een aanzienlijken hoorn tussen zijn ogen.

6 En hij kwam tot den ram, die de twee hoornen had, dien ik had zien staan voor den vloed; en hij liep op hem aan in de grimmigheid zijner kracht.

7 En ik zag hem, nakende aan den ram, en hij verbitterde zich tegen hem, en hij stiet den ram, en hij brak zijn beide hoornen; en in den ram was geen kracht, om voor zijn aangezicht te bestaan; en hij wierp hem ter aarde, en hij vertrad hem, en er was niemand, die den ram uit zijn hand verloste.

8 En de geitenbok maakte zich uitermate groot; maar toen hij sterk geworden was, brak die grote hoorn, en er kwamen op aan deszelfs plaats vier aanzienlijke, naar de vier winden des hemels.

9 En uit een van die kwam voort een kleine hoorn, welke uitnemend groot werd, tegen het zuiden, en tegen het oosten, en tegen het sierlijke land.

10 En hij werd groot tot aan het heir des hemels; en hij wierp er sommigen van dat heir, namelijk van de sterren, ter aarde neder, en hij vertrad ze.

11 Ja, hij maakte zich groot tot aan den Vorst diens heirs, en van Denzelven werd weggenomen het gedurig offer, en de woning Zijns heiligdoms werd nedergeworpen.

12 En het heir werd in den afval overgegeven tegen het gedurig offer; en hij wierp de waarheid ter aarde; en deed het, en het gelukte wel.

13 Daarna hoorde ik een heilige spreken; en de heilige zeide tot den onbenoemde, die daar sprak: Tot hoelang zal dat gezicht van het gedurig offer en van den verwoestenden afval zijn, dat zo het heiligdom als het heir ter vertreding zal overgegeven worden?

14 En hij zeide tot mij: Tot twee duizend en driehonderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom gerechtvaardigd worden.

15 En het geschiedde, toen ik dat gezicht zag, ik Daniel, zo zocht ik het verstand deszelven, en ziet, er stond voor mij als de gedaante eens mans.

16 En ik hoorde tussen Ulai eens mensen stem, die riep en zeide: Gabriel! geef dezen het gezicht te verstaan.

17 En hij kwam nevens waar ik stond; en als hij kwam, verschrikte ik, en viel op mijn aangezicht. Toen zeide hij tot mij: Versta, gij mensenkind! want dit gezicht zal zijn tot den tijd van het einde.

18 Als hij nu met mij sprak, viel ik in een diepen slaap op mijn aangezicht ter aarde; toen roerde hij mij aan, en hij stelde mij op mijn standplaats.

19 En hij zeide: Zie, ik zal u te kennen geven, wat er geschieden zal ten einde dezer gramschap; want ter bestemder tijd zal het einde zijn.

20 De ram met de twee hoornen, dien gij gezien hebt, zijn de koningen der Meden en der Perzen.

21 Die harige bok nu, is de koning van Griekenland; en de grote hoorn, welke tussen zijn ogen is, is de eerste koning.

22 Dat er nu vier aan zijn plaats stonden, toen hij verbroken was; vier koninkrijken zullen uit dat volk ontstaan, doch niet met zijn kracht.

23 Doch op het laatste huns koninkrijks, als het de afvalligen op het hoogste gebracht zullen hebben, zo zal er een koning staan, stijf van aangezicht, en raadselen verstaande;

24 En zijn kracht zal sterk worden, doch niet door zijn kracht; en hij zal het wonderlijk verderven, en zal geluk hebben, en zal het doen; en hij zal de sterken, mitsgaders het heilige volk verderven:

25 En door zijn kloekheid zo zal hij de bedriegerij doen gedijen in zijn hand; en hij zal zich in zijn hart verheffen; en in stille rust zal hij er velen verderven, en zal staan tegen den Vorst der vorsten, doch hij zal zonder hand verbroken worden.

26 Het gezicht nu van avond en morgen, dat er gezegd is, is de waarheid; en gij, sluit dit gezicht toe, want er zijn nog vele dagen toe.

27 Toen werd ik, Daniel, zwak, en was enige dagen krank; daarna stond ik op, en deed des konings werk; en ik was ontzet over dit gezicht; maar niemand merkte het.