圣经文本

 

Joël第2章:25

学习

       

25 Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb.

圣经文本

 

I Koningen第8章:36

学习

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

来自斯威登堡的著作

 

Coronis - Aanhangsel tot Ware Christelijke Religie#56

学习本章节

  
/60  
  

56. De plaatsen vanuit het Profetische Woord, waarin wordt gehandeld over de Israëlitische Kerk, in welke plaatsen van verwoesting, verlating, verbreking sprake is, en die worden vermeld, alsmede de woestijn, zijn de volgende:

"O, bewoner van Hierosolyma en man van Jehudah, wat zal Ik doen met Mijn wijngaard dat Ik niet gedaan heb; Ik had gedacht dat hij druiven zou maken, maar hij heeft wilde wingerds gemaakt; Ik zal hem tot verlating stellen; hij zal niet besnoeid noch gewied worden, opdat de doornstruik opkome; en de huizen zullen tot verwoesting zijn; zij zien immers niet in het werk van Jehovah, en zij zien niet het maaksel Zijner handen" (Jesaja 5:3-12).

"Vele herders hebben Mijn wijngaard verdorven, zij hebben Mijn veld vertreden, zij hebben het veld van Mijn verlangen teruggebracht tot een woestijn van eenzaamheid; hij heeft het gesteld tot een eenzaamheid...O, verlaten is het ganse land, omdat niemand het op zijn hart stelt. Op alle heuvelen in de woestijn zijn de verwoesters gekomen; zij hebben tarwe gezaaid, en doornen geoogst" (Jeremia 12:10, 11, 13).

"Een natie is geklommen op Mijn land, en heeft Mijn wijnstok tot een woestheid teruggebracht" (Joël 1:6).

"Het veld is verwoest, de most is verdroogd, de olie verslapt" (Joël 1:10); met wijngaard en veld wordt in deze plaatsen, evenals in de andere plaatsen in het Woord, de Kerk aangeduid. "In al uw woningen zullen de steden verwoest, en de hoogten verlaten worden, opdat uw altaren verwoest en verlaten worden, en uw afgoden ophouden, en uw beelden afgehouwen worden, uw werken verdelgd worden" (Ezechiël 6:6; men zie voorts ook Vers 14).

"Mijn volk, zij hebben Mij vergeten, zij hebben der ijdelheid gerookt; om het land te stellen tot een woestheid" (Jeremia 18:15, 16): het land staat hier voor de Kerk. "De hoogten van Jischak zullen verwoest worden, en de heiligdommen van Israël zullen verlaten worden" (Amos 7:9).

"Ga heen, en zeg tot dit volk: hoort door te horen, maar verstaat niet, en ziet door te zien, maar erkent niet; maak het hart dezes volks vet, en bestrijk hun ogen. Toen zeide de Profeet: Hoe lang Adonai? En Hij zeide: Totdat de steden verwoest worden, en het land wordt teruggebracht tot eenzaamheid; Jehovah zal de woestijnen vermenigvuldigen in het midden des lands" (Jesaja 6:9-12).

"Zie, Jehovah ledige het land, en Hij maakt het te niet; door uit te ledigen zal het land uit-geledigd worden, hierom omdat zij de wetten overtreden hebben, aan het statuut zijn voorbijgegaan, het verbond der eeuwigheid te niet hebben gedaan; daarom zal in de stad woestheid zijn, en tot aan verwoesting toe zal de poort gebroken worden" (Jesaja 24:1, 3, 5, 12).

"De paden zijn verwoest, die door de weg gaat, heeft opgehouden, hij heeft het verbond teniet gedaan. Ontvangt kaf, baart stoppelen" (Jesaja 33:8, 11).

"Ik heb van eeuwigheid aan gezwegen. Ik zal verlaten maken en tezamen verslinden. Ik zal bergen en heuvelen woest maken" (Jesaja 42:14, 15).

"Uw vernietigers en uw verwoesters zullen van u uitgaan; want aangaande uw verwoestingen en uw verlatingen, en het land uwer verwoesting, de verslinders zullen verre heengaan" (Jesaja 49:17, 19).

"Uw ongerechtigheden waren verdelers tussen u en tussen uw God, en uw zonden verbergen het aangezicht, weg van u lieden. Zij legden addereieren, en zij weefden spinnenwebben. Verwoesting en verbreking in hun paden. Wij verwachten het licht, maar zie, duisternis; wij tasten gelijk blinden de wand, wij stoten ons op de middag als in de schemering" (Jesaja 59:2, 5, 7, 9, 10).

"De steden uwer heiligheid zijn een woestijn geworden, Zion is een woestijn geworden, en Hierosolyma een woestheid. Ons huis der heiligheid is tot een brand des vuurs geworden, en alle onze verlangenswaardige dingen zijn tot woestheid geworden" (Jesaja 64:9, 10).

"De jonge leeuwen brullen tegen Israël; zij brengen zijn land terug tot woestheid" (Jeremia 2:15).

"Wee ons, want wij zijn verwoest; was uw hart van boosheid, o Hierosolyma; hoelang zullen in uw midden het denken der ongerechtigheid vertoeven" (Jeremia 4:13, 14).

"Gelijk een fontein haar wateren doet opwellen, aldus doet Hierosolyma haar boosheid opwellen. Geweld en verwoesting wordt daarin gehoord; laat kastijding toe, opdat Ik u niet terug breng tot woestheid. O dochter Mijns volks, omgord u met een zak, en wentel u in as, omdat plotseling de verwoester zal komen over ons" (Jeremia 6:7, 8, 26).

"Een stem van weeklage is gehoord vanuit Zion: Hoe zijn wij verwoest, daarom wijl wij het land verlaten hebben" (Jeremia 9:18); het land staat voor de Kerk. "Mijn tent is verwoest, en al mijn zelen zijn verscheurd; aangezien de herders dwaas zijn geworden, en hebben Jehovah niet gezocht" (Jeremia 10:20, 21); de tent staat voor de eredienst. "Zie een stem des geruchts komende, en een groot tumult uit het land van het noorden, om de steden van Jehudah terug te brengen tot woestheid, een habitakel der draken" (Jeremia 10:22).

"Het ganse land zal zijn tot een verlating, tot een verwoesting" (Jeremia 25:11); het land staat voor de Kerk. "Een stem des gekrijts uit Choronaïm, verwoesting en een grote verbreking. De verwoester zal komen over alle stad" (Jeremia 48:3, 5, 8, 9, 15, 18); dit aangaande Moab, onder wie het vertrouwen in zijn eigen werken en in het eigen inzicht wordt verstaan (zoals blijkt uit Vers 29 aldaar).

"Opdat zij des broods en des waters gebrek hebben, en de man en zijn broeder eenzaam gelaten worden, en wegkwijnen ter oorzaak van hun ongerechtigheid" (Ezechiël 4:17); het brood en het water staat voor het goede en het ware. "Van dronkenschap en droefenis zult gij vervuld worden, met de beker der verwoesting en der verlating" (Ezechiël 23:33).

"Wee hun, want zij zijn afgezworen, verwoesting over hen" (Hosea 7:13) "Het land zal zijn tot verlating ter oorzaak zijner bewoners, ter oorzaak van de vrucht hunner werken" (Micha 7:13; behalve op vele andere plaatsen, zoals in Jesaja 7:18, 19; Hoofdstuk 17:4-6 en 9-14; Hoofdstuk 22:4-9; Hoofdstuk 29:10, 11, 12; Hoofdstuk 51:19; Jeremia 19:8; Hoofdstuk 25:9, 10, 11, 18; Hoofdstuk 44:2, 6, 22; Ezechiël X: tot einde; Hoofdstuk 12:19, 20; Hoofdstuk 33:24, 28, 29; Hosea 10:14; Hfdst 12:2; Joël 2:20; Amos 5:9; Micha 6:13; Habakuk 1:3; Hagaï 1:4, 9; Zacgaria 7:14; Hoofdstuk 11:2, 3).

Uit al deze plaatsen kan men zien wat verwoesting en verlating is, namelijk dat het niet een verwoesting en verlating is van het land en van de steden wat betreft de volken, maar van de Kerk naar de goede en de ware dingen, waardoor er niets is dan boze en valse dingen.

  
/60  
  

Nederlandse vertaling door Anton Zelling. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2001, op www.swedenborg.nl