圣经文本

 

Genesis第28章

学习

   

1 En Izak riep Jakob, en zegende hem; en gebood hem, en zeide tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan.

2 Maak u op, ga naar Paddan-Aram, ten huize van Bethuel, den vader uwer moeder, en neem u van daar een vrouw, van de dochteren van Laban, uwer moeders broeder.

3 En God almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en vermenigvuldige u, dat gij tot een hoop volken wordt.

4 En Hij geve u den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit het land uwer vreemdelingschappen, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft.

5 Alzo zond Izak Jakob weg, dat hij toog naar Paddan-Aram, tot Laban, den zoon van Bethuel, den Syrier, den broeder van Rebekka, Jakobs en Ezau's moeder.

6 Als nu Ezau zag, dat Izak Jakob gezegend, en hem naar Paddan-Aram weggezonden had om zich van daar een vrouw te nemen; en als hij hem zegende, dat hij hem geboden had, zeggende: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan;

7 En dat Jakob zijn vader en zijn moeder gehoorzaam geweest was, en naar Paddan-Aram getrokken was;

8 En dat Ezau zag, dat de dochteren van Kanaan kwaad waren in de ogen van Izak, zijn vader;

9 Zo ging Ezau tot Ismael, en nam zich tot een vrouw boven zijn vrouwen, Mahalath, de dochter van Ismael, den zoon van Abraham, de zuster van Nebajoth.

10 Jakob dan toog uit van Ber-seba, en ging naar Haran.

11 En hij geraakte op een plaats, waar hij vernachtte; want de zon was ondergegaan; en hij nam van de stenen dier plaats, en maakte zijn hoofdpeluw, en legde zich te slapen te dierzelver plaats.

12 En hij droomde; en ziet, een ladder was gesteld op de aarde, welker opperste aan de hemel raakte; en ziet, de engelen Gods klommen daarbij op en neder.

13 En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad.

14 En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en gij zult uitbreken in menigte, westwaarts en oostwaarts, en noordwaarts en zuidwaarts; en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.

15 En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb.

16 Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten!

17 En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels!

18 Toen stond Jakob des morgens vroeg op, en hij nam dien steen, dien hij tot zijn hoofdpeluw gelegd had, en zette hem tot een opgericht teken, en goot daar olie boven op.

19 En hij noemde den naam dier plaats Beth-El; daar toch de naam dier stad te voren was Luz.

20 En Jakob beloofde een gelofte, zeggende: Wanneer God met mij geweest zal zijn, en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien ik reize, en mij gegeven zal hebben brood om te eten, en klederen om aan te trekken;

21 En ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn; zo zal de HEERE mij tot een God zijn!

22 En deze steen, dien ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden geven!

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#3661

学习本章节

  
/10837  
  

3661. 'And commanded him, and said to him' means reflection and consequent perception. This is clear from the meaning of 'commanding' in historical parts of the Word as reflecting, and from the meaning of 'saying' as perceiving, dealt with in 1791, 1815, 1819, 1822, 1898, 1919, 2080, 2619, 2862. Reflection is a mental looking at the disposition and nature of a thing, and from that reflection comes perception.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#1815

学习本章节

  
/10837  
  

1815. 'He said to him, I am Jehovah' means the Lord's Internal Man which is Jehovah, from whom perception came. This is clear from what has been stated in various places already, to the effect that the Lord's Internal, that is, whatever the Lord received from the Father, was in Him Jehovah - for He was conceived from Jehovah. That which a person receives from the, father is one thing, while that from the mother is another. From the father a person receives everything that is internal, the soul itself or life being from the father; but from the mother he receives everything that is external. In short, the interior man or spirit itself comes from the father, but the exterior man or body itself from the mother. This anyone may grasp merely from the consideration that the soul itself is inseminated by the father, and starts to clothe itself in the ovum with a tiny body. All else that is subsequently added to it, both in the ovum and in the womb, comes from the mother, for it receives nothing contributing to its growth from anywhere else.

[2] From this it becomes clear that internally the Lord was Jehovah. Since however the external which the Lord received from the mother was to be united to the Divine, or Jehovah - and this, as has been stated, was accomplished by means of temptations and victories - it inevitably appeared to Him that when He spoke to Jehovah, it was as if to another. But in fact He spoke to Himself, that is to say, insofar as He had become joined to Jehovah. The perception which the Lord possessed - being most perfect, far superior to that of every other who has ever been born - sprang from His Internal Man, that is, from Jehovah Himself; and this is meant here in the internal sense by 'Jehovah said to him'.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.