圣经文本

 

Genesis第13章:3

学习

       

3 En hij ging, volgens zijn reizen, van het zuiden tot Beth-El toe, tot aan de plaats, waar zijn tent in het begin geweest was, tussen Beth-El, en tussen Ai;

来自斯威登堡的著作

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#1547

学习本章节

  
/10837  
  

1547. Dat ‘en Loth met hem’ het zinnelijke betekent, is in het kort reeds in nr. 1428 aangegeven. Daar hier in het bijzonder over Loth gehandeld wordt, moet men weten, wat hij bij de Heer uitbeeldt. Farao betekende de wetenschappelijke dingen, welke de Heer tenslotte heeft heengezonden. Loth echter betekent de zinnelijke dingen, waaronder de uiterlijke mens wordt verstaan en diens lusten, welke tot de zinnelijke dingen behoren; dus de dingen die de uiterste zijn en de mens in de jongensjaren plegen te boeien en van de goedheden weg te voeren. Want voorzover de mens zich aan de lusten, die uit de begeerten voortkomen, overgeeft, wordt hij van de hemelse dingen, die tot de liefde en de naastenliefde behoren, afgetrokken. Want in deze lusten is de eigenliefde en de liefde tot de wereld, waarmee de hemelse liefde niet kan samengaan. Maar er zijn ook lusten, die geheel en al met de hemelse dingen samengaan, en ook naar de uiterlijke vorm soortgelijk schijnen. Hierover zie men wat eerder gezegd is in de nrs. 945, 994, 995, 997. Maar de lusten, die uit de begeerte voortkomen, moeten beteugeld en verwijderd worden, daar zij de toegang tot de hemelse dingen sluiten. Over deze lusten, en niet over de eerder genoemde, wordt in dit hoofdstuk gehandeld in de persoon van Loth, namelijk dat hij zich van Abram afscheidde, en hier dat dergelijke lusten aanwezig waren, die worden aangeduid door ‘Loth met hem’. In het algemeen wordt echter door Loth de uiterlijke mens aangeduid, zoals uit wat volgt zal blijken.

  
/10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

来自斯威登堡的著作

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#945

学习本章节

  
/10837  
  

945. Anders is het echter bij diegenen, die in genietingen of in de heerlijkheden van het leven geboren zijn, en van kindsbeen af in dergelijke dingen zijn opgevoed, zoals koninginnen en anderen van edele afkomst, alsmede de rijken. Zulken, hoewel in genietingen en in pracht en praal opgegroeid, zijn, wanneer zij slechts tevens in het geloof aan de Heer en in de liefde tot de naaste geleefd hebben, in het andere leven onder de gelukzaligen; want dat men zich de genietingen van het leven, de macht en de rijkdom zou moeten ontzeggen, en dus door ellende de hemel verdienen, is een dwaling; maar zowel genietingen, als macht en rijkdom, vergeleken bij de Heer, voor waardeloos te houden, en het leven van de wereld, vergeleken bij het hemelse leven, dit is het wat in het Woord bedoeld wordt.

  
/10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl