7
Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huisIsraels; zo zult gij het woord uit Mijn mondhoren, en hen van Mijnentwege waarschuwen.
14
En Mijn volk, over dewelken Mijn Naam genoemd wordt, zich verootmoedigt en bidt, en zij Mijn aangezicht zoeken, en zich bekeren van hun boze wegen; zo zal Ik uit den hemelhoren, en hun zonden vergeven, en hun land genezen.