7
Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huisIsraels; zo zult gij het woord uit Mijn mondhoren, en hen van Mijnentwege waarschuwen.
24
Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over deze plaats en over haar inwonersbrengen; al de vloeken, die geschreven zijn in het boek, dat men voor het aangezicht des konings van Juda gelezen heeft.