2
En ongezuurd brood, en ongezuurde koeken, met olie gemengd, en ongezuurde vladen, met olie bestreken; van tarwemeelbloem zult gij dezelve maken.
2
En ongezuurd brood, en ongezuurde koeken, met olie gemengd, en ongezuurde vladen, met olie bestreken; van tarwemeelbloem zult gij dezelve maken.
10024. En gij zult slachten de var vóór Jehovah, dat dit betekent de voorbereiding tot de zuivering van het goede en het ware uit de Heer in de uiterlijke of natuurlijke mens, staat vast uit de betekenis van slachten, wanneer over de dieren wordt gehandeld die tot een brandoffer of tot een slachtoffer werden geofferd, dus de voorbereiding tot de dingen die door de brandoffers en de slachtoffers worden uitgebeeld.
Dat die rituelen waren: de zuivering van het boze en het valse, de inplanting van het goede en het ware en de verbinding ervan, zie nr. 10022; en omdat die dingen uit het Goddelijke zijn, wordt er daarom gezegd: vóór Jehovah; en uit de betekenis van de var, dus de zuivering van de uiterlijke of natuurlijke mens, nr. 9990.
Vandaar is het, dat met slachten, wanneer over de brandoffers en de slachtoffers wordt gehandeld, in het Woord al datgene wordt aangeduid wat met het brandoffer en het slachtoffer zelf wordt aangeduid, aangezien dit alles dan wordt verstaan.
533. Daar ook van Lamech niets vermeld wordt, dan dat hij zonen en dochters gewon, die de ontvangenissen en geboorten van zo’n Kerk uitmaken, valt hier niet verder bij stil te staan; wat voor geboorten of zonen en dochters het zijn, kan men van de Kerk afleiden, want van hoedanige aard de Kerk is, van zodanige aard zijn ook de geboorten. Beide Kerken, Methuselach en Lamech genaamd, stierven kort voor de vloed uit.