圣经文本

 

Exodus第15章

学习

   

1 Toen zong Mozes en de kinderen Israels de HEERE dit lied, en spraken, zeggende: Ik zal den HEERE zingen; want Hij is hogelijk verheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen.

2 De HEERE is mijn Kracht en Lied, en Hij is mij tot een Heil geweest; deze is mijn God; daarom zal ik Hem een liefelijke woning maken; Hij is mijns vaders God, dies zal ik Hem verheffen!

3 De HEERE is een krijgsman; HEERE is Zijn Naam!

4 Hij heeft Farao's wagenen en zijn heir in de zee geworpen; en de keure zijner hoofdlieden zijn verdronken in de Schelfzee.

5 De afgronden hebben hen bedekt; zij zijn in de diepten gezonken als een steen.

6 O HEERE! Uw rechterhand is verheerlijkt geworden in macht; Uw rechterhand, o HEERE! heeft den vijand verbroken!

7 En door Uw grote hoogheid hebt Gij, die tegen U opstonden, omgeworpen; Gij hebt Uw brandenden toorn uitgezonden, die hen verteerd heeft als een stoppel.

8 En door het geblaas van Uw neus zijn de wateren opgehoopt geworden; de stromen hebben overeind gestaan, als een hoop; de afgronden zijn stof geworden in het hart der zee.

9 De vijand zeide: Ik zal vervolgen, ik zal achterhalen, ik zal den buit delen, mijn ziel zal van hen vervuld worden, ik zal mijn zwaard uittrekken, mijn hand zal hen uitroeien.

10 Gij hebt met Uw wind geblazen; de zee heeft hen gedekt, zij zonken onder als lood in geweldige wateren!

11 O HEERE! wie is als Gij onder de goden? wie is als Gij, verheerlijkt in heiligheid, vreselijk in lofzangen, doende wonder?

12 Gij hebt Uw rechterhand uitgestrekt, de aarde heeft hen verslonden!

13 Gij leiddet door Uw weldadigheid dit volk, dat Gij verlost hebt; Gij voert hen zachtkens door Uw sterkte tot de liefelijke woning Uwer heiligheid.

14 De volken hebben het gehoord, zij zullen sidderen; weedom heeft de ingezetenen van Palestina bevangen.

15 Dan zullen de vorsten van Edom verbaasd wezen; beving zal de machtigen der Moabieten bevangen; al de ingezetenen van Kanaan zullen versmelten!

16 Verschrikking en vrees zal op hen vallen; door de grootheid van Uw arm zullen zij verstommen, als een steen, totdat Uw volk, HEERE! henen doorkome; totdat dit volk henen doorkome, dat Gij verworven hebt.

17 Die zult Gij inbrengen, en planten hen op den berg Uwer erfenis, ter plaatse, welke Gij, o HEERE! gemaakt hebt tot Uw woning, het heiligdom, hetwelk Uw handen gesticht hebben, o HEERE!

18 De HEERE zal in eeuwigheid en geduriglijk regeren!

19 Want Farao's paard, met zijn wagen, met zijn ruiters, zijn in de zee gekomen, en de HEERE heeft de wateren der zee over hen doen wederkeren; maar de kinderen Israels zijn op het droge in het midden van de zee gegaan.

20 En Mirjam, de profetes, Aarons zuster, nam een trommel in haar hand; en al de vrouwen gingen uit, haar na, met trommelen en met reien.

21 Toen antwoordde Mirjam hunlieden: Zingt den HEERE; want Hij is hogelijk verheven! Hij heeft het paard met zijn ruiter in de zee gestort!

22 Hierna deed Mozes de Israelieten voortreizen van de Schelfzee af; en zij trokken uit tot in de woestijn Sur, en zij gingen drie dagen in de woestijn, en vonden geen water.

23 Toen kwamen zij te Mara; doch zij konden het water van Mara niet drinken, want het was bitter; daarom werd derzelver naam genoemd Mara.

24 Toen murmureerde het volk tegen Mozes, zeggende: Wat zullen wij drinken?

25 Hij dan riep tot den HEERE; en de HEERE wees hem een hout, dat wierp hij in dat water; toen werd het water zoet. Aldaar stelde Hij het volk een inzetting en recht, en aldaar verzocht Hij hetzelve,

26 En zeide: Is het, dat gij met ernst naar de stem des HEEREN uws Gods horen zult, en doen, wat recht is in Zijn ogen, en uw oren neigt tot Zijn geboden, en houdt al Zijn inzettingen; zo zal Ik geen van de krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland gelegd heb; want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester!

27 Toen kwamen zij te Elim, en daar waren twaalf waterfonteinen, en zeventig palmbomen; en zij legerden zich aldaar aan de wateren.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#5321

学习本章节

  
/10837  
  

5321. 'And he made him ride in the second chariot' means an outward sign that the celestial of the spiritual was the source of all the teaching about goodness and truth. This is clear from the meaning of 'the chariot' as teaching which has reference to goodness and truth, dealt with below, so that 'making him ride in the chariot' is a sign denoting that the celestial of the spiritual was the source of that teaching. This particular matter is connected with what Pharaoh has stated previously, in verse 40,

You shall be over my house, and all my people shall kiss you on the mouth; only in the throne will I be great, more than you.

The reason why teaching that has reference to goodness and truth is meant by 'Joseph' is that 'Joseph' represents the Lord's Divine Spiritual, 3971, 4669, and so Divine Truth going forth from the Lord's Divine Human, 4723, 4727, the celestial of the spiritual being an extension of that Divine Truth. The reason why all the teaching about goodness and truth is derived from the celestial of the spiritual is that in a real sense the Lord is that teaching since every detail of it comes forth from Him and every detail of it has reference to Him. For all that teaching has reference to the good of love and the truth of faith; and since the Lord is the source of these, He is not merely present within them but in a real sense is both of them. From this it is clear that teaching which has reference to goodness and truth has reference to the Lord alone, and that such goes forth from His Divine Human.

[2] No doctrine at all can possibly go forth from the Divine itself except through the Divine Human, that is, through the Word, which in the highest sense is Divine Truth coming from the Lord's Divine Human. That which goes forth directly from the Divine itself cannot be understood even by angels in the inmost heaven. The reason for this is that it is infinite and so surpasses all understanding, even that of angels. But that which goes forth from the Lord's Divine Human is capable of being understood, for such truth refers to God as Divine Man, of whom some idea can be formed from His Human. No matter what kind of idea has been formed about that Human, it is an acceptable one if only the good of innocence has been inspired into it and the good of charity is present within it. This is the meaning of the Lord's words in John,

Nobody has ever seen God; the only begotten Son who is in the bosom of the Father, He has made Him known. John 1:18.

In the same gospel,

You have never heard the Father's voice nor seen His shape. John 5:37.

And in Matthew,

No one knows the Father except the Son, and he to whom the Son wishes to reveal Him. Matthew 11:27.

[3] Chariots are mentioned in very many places in the Word, yet scarcely anyone knows that matters of doctrine concerning goodness and truth, and also factual knowledge attached to those matters of doctrine, are meant by 'chariots'. The reason for such lack of knowledge is that nothing spiritual, only what is natural and historical, enters their thinking when 'a chariot' is mentioned, or similarly when the horses in front of a chariot are mentioned. But in the Word the powers of the understanding are meant by 'horses', 2760-2762, 3117, and therefore 'a chariot' means matters of doctrine and associated factual knowledge.

[4] It has become clear to me from the chariots which I have seen so many times in the next life that 'chariots' means the matters of doctrine and also the factual knowledge which the Church possesses. There is also a place over on the right, around the lower earth, where chariots and horses, together with rows of stables, appear. In that place people who in the world were considered learned, and who thought that life was the end in view of learning, stroll and converse with one another. The origin of such chariots and horses seen by them lies with the angels in higher heavens; when these angels' conversation turns to intellectual concepts, and to matters of doctrine and to known facts, those chariots and horses are seen by the spirits around the lower earth.

[5] The fact that such things are meant by 'chariots and horses' is perfectly plain from the occasion when Elijah was seen riding into heaven in a chariot of fire with horses of fire, and from what both he and Elisha were called - 'the chariot of Israel and its horsemen'. The two of them are spoken of in the second Book of Kings as follows,

Behold, a chariot of fire and horses of fire came between them, and Elijah went up in a whirlwind into heaven; Elisha saw this and cried out, My father, my father, the chariot of Israel and its horsemen. 2 Kings 2:11-12.

And in a reference to Elisha in the same book,

When Elisha was sick with the illness from which he died, Joash the king of Israel came down to him and wept before his face and said, My father, my father, the chariot of Israel and its horsemen. 2 Kings 13:14.

The reason they were called this is that both of them - Elijah and Elisha - represented the Lord as to the Word, see Preface to Genesis 18, and 2762, 5247 (end). The Word itself is primarily doctrinal teaching about what is good and true, for the Word is the source of all doctrinal teaching. It was for the same reason that Elisha's servant, whose eyes had been opened by Jehovah, saw around Elisha,

A mountain full of horses and chariots of fire. 2 Kings 6:17.

[6] The fact that 'chariot' means matters of doctrine and 'horse' intellectual concepts is also clear from other places in the Word, as in Ezekiel,

You will be filled at My table with horse and chariot, with mighty man and every man of war. Thus will I bring My glory to the nations. Ezekiel 39:20, 11; Revelation 19:18.

This refers to the Lord's Coming. Anyone can see that here 'horse and chariot' does not mean horse and chariot, for people are not going to be filled with these at the Lord's table but with such things as are meant spiritually by 'horse and chariot', which are intellectual concepts and matters of doctrine regarding what is good and true.

[7] Much the same is meant by 'horses' and 'chariots' in the following places: In David,

The chariots of God are myriad on myriad, 1 thousands of peacemakers; the Lord is within them, Sinai is within the sanctuary. Psalms 68:17.

In the same author,

Jehovah covers Himself with light as with a garment; He stretches out the heavens like a curtain, laying the beams for His upper chambers 2 on the waters; He makes the clouds His chariots; He walks on the wings of the wind. Psalms 104:2-3.

In Isaiah,

The prophecy of the wilderness of the sea. Thus said the Lord to me, Set a watchman; let him announce what he sees. He therefore saw a chariot, a pair of horsemen, a chariot of asses, a chariot of camels, and he listened diligently, with great care. For a lion cried out on the watchtower, O Lord, I am standing continually during the daytime, and at my post I have been set every night. Now behold, a chariot of men, a pair of horsemen. And he said, Fallen, fallen has Babylon. Isaiah 21:1, 6-9.

[8] In the same prophet,

At that time they will bring all your brothers in all nations as an offering to Jehovah, on horses, and in chariots, and in covered waggons, and on mules, and on fast runners, to My holy mountain, Jerusalem. Isaiah 66:20.

In the same prophet,

Behold, Jehovah will come in fire, and His chariots will be like a whirlwind. Isaiah 66:15.

In Habakkuk,

Has Jehovah been displeased with the rivers? Has Your anger turned against the rivers, has Your wrath turned against the sea, that You ride on Your horses, Your chariots being salvation? Habakkuk 3:8.

In Zechariah,

I lifted up my eyes and saw, and behold, four chariots coming out from between two mountains; but the mountains were mountains of bronze. The horses coupled to the first chariot were reddish, the horses coupled to the second chariot were black, the horses coupled to the third chariot were white, and the horses coupled to the fourth chariot were mottled. Zechariah 6:1-3.

[9] And in Jeremiah,

There will enter through the gates of this city kings and princes seated on the throne of David, riding in chariots and on horses, they and their princes, the men of Judah and the inhabitants of Jerusalem. And this city will be inhabited for ever. Jeremiah 17:25; 12:4.

'The city that will be inhabited for ever' is not Jerusalem but the Lord's Church meant by 'Jerusalem', 402, 2117, 3654. The kings who will enter through the gates of that city are not kings but truths known to the Church, 1672, 1728, 2015, 2069, 3009, 3670, 4575, 4581, 4966, 5044, 5068. Thus 'princes' are not princes but the first and foremost aspects of truth, 1482, 2089, 5044. Those 'seated on the throne of David' are Divine Truths which go forth from the Lord, 5313; and those 'riding in chariots and on horses' are consequently intellectual concepts and matters of doctrine. Chariots are also mentioned many times in historical descriptions in the Word; and since historical events are representative of, and the words used to describe them mean, the kinds of things that exist in the Lord's kingdom and in the Church, 'chariots' have a similar meaning there also.

[10] Since most things in the Word also have a contrary meaning, so too does 'chariots'. In that contrary sense matters of doctrine maintaining what is evil and false, also factual knowledge used to lend support to these, are meant by 'chariots', as in the following places: In Isaiah,

Woe to those who go down into Egypt for help and rely on horses and trust in chariots because they are many, and on horsemen because they are extremely strong, but do not look to the Holy One of Israel. Isaiah 31:1.

In the same prophet,

By the hand of your 3 servants you have spoken ill of the Lord and have said, By the multitude of my chariots I have gone up [to] the height of the mountains, the sides of Lebanon, where I will cut down the tallness of its cedars, the choice of its fir trees. Isaiah 37:24.

This is a prophecy delivered in response to the haughty words spoken by the Rabshakeh, a leader serving the king of Assyria. In Jeremiah,

Behold, waters rising out of the north which will become a deluging stream, and they will deluge the land and all that fills it, the city and those who dwell in it. And every inhabitant of the land will wail at the sound of the beat of the hoofs of the horses his mighty ones, at the noise of his chariot, the rumble of its wheels. Jeremiah 47:2-3.

[11] In Ezekiel,

By reason of the abundance of his horses their dust will cover you; by reason of the noise of horsemen, and wheels, and chariots, your walls will be shaken, when he comes into your gates, like the entry into a city that has been breached. By means of the hoofs of his horses he will trample all your streets. Ezekiel 26:10-11.

In Haggai,

I will overthrow the throne of kingdoms, and I will destroy the strength of the kingdoms of the nations. I will also overthrow the chariots and those riding in them; the horses and their riders will come down. Haggai 2:22.

In Zechariah,

I will cut off the chariot from Ephraim, and the horse from Jerusalem, I will cut off the battle bow. On the other hand He will speak peace to the nations. Zechariah 9:10.

In Jeremiah,

Egypt comes up like the river, like the rivers his waters are tossed about. For he said, I will go up, I will cover the earth, I will destroy the city and those who dwell in it. Go up, O horses; rage, O chariots. Jeremiah 46:8-9.

[12] The horses and chariots with which the Egyptians pursued the children of Israel and with which Pharaoh entered the Sea Suph, when the wheels of the chariots were made to come off, and much else regarding the horses and chariots which forms the major part of the description - Exodus 14:6-7, 9, 17, 23, 25-26; 15:4, 19 - mean intellectual concepts, matters of doctrine, and known facts which maintain what is false. They also mean therefore reasonings which pervert and destroy the truths known to the Church. The destruction and death of such reasonings is described there.

脚注:

1. literally, two myriads

2. literally, His couches

3. The Latin means my, but the Hebrew means your.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#5313

学习本章节

  
/10837  
  

5313. 'Only in the throne will I be great, more than you' means that the natural will be seen as sovereign, because the celestial of the spiritual acts through the natural. This is clear from the meaning of 'being great, more than another' as being greater, in this case so far as what is seen or appears to be so; and from the meaning of 'the throne' at this point as the natural. The natural is meant by 'the throne' when the celestial of the spiritual is meant by the one who is seated on it; for the natural is like a throne for the spiritual or in this case the celestial of the spiritual. Generally what is lower is like a throne for what is higher; for the higher exists and acts within the lower, indeed acts through the lower. What is done by it seems to be the work of the lower because, as stated, it acts through the lower. This is the meaning of what Pharaoh said to Joseph - Only in the throne will I be great, more than you.

[2] 'Throne' is used frequently in the Word when reference is made to Divine Truth and judgement based on this. In these places 'throne' means in the internal sense that which is the essence of Divine kingship, and 'the one seated on it' is the Lord Himself acting as King or Judge. But the exact meaning of 'the throne', as with the meaning of quite a number of other things, is determined by the context. When the Lord's essential Divine Being and His Divine Human are meant by 'the one seated on the throne', Divine Truth going forth from Him is meant by 'the throne'. When however Divine Truth going forth from the Lord is meant by 'the one seated on the throne', the whole of heaven, which Divine Truth suffuses, is meant by 'the throne'. And when the Lord present with Divine Truth in the higher heavens is meant by 'the one seated on the throne', Divine Truth as this exists in the lowest heaven, and also as it exists in the Church, is meant by 'the throne'. Thus the context decides whatever specific meaning 'the throne' may have. The reason 'the throne' means that which belongs to Divine Truth is that in the Word 'king' means truth, and so too does 'kingdom'. For the meaning of 'king', see 1672, 1728, 2015, 2069, 3009, 3670, 4581, 4966, 5044, 5068; and for that of 'kingdom', 1672, 2547, 4691.

[3] The specific meaning that 'throne' has at any point in the Word is evident from the train of thought in which it occurs, as in Matthew,

I say to you, You shall not swear at all, neither by heaven, for it is God's throne, nor by the earth, for it is His footstool, nor by Jerusalem, for it is the city of the great King. Matthew 5:34-35.

And elsewhere in the same gospel,

He who swears by heaven swears by God's throne and by Him who sits on it. Matthew 23:22.

Here it is explicitly stated that heaven is 'God's throne'. 'The earth', which is called 'a footstool', means that which is beneath heaven, and so means the Church - the Church being meant by 'the earth', see 566, 662, 1066, 1067, 1262, 1413, 1607, 1733, 1850, 2117, 2118, 2928, 3355, 4447, 4535. A similar usage is seen in Isaiah,

Thus said Jehovah, The heavens are My throne and the earth My footstool. Isaiah 66:1.

And in David,

Jehovah has established His throne in the heavens. Psalms 103:19.

In Matthew,

When the Son of Man comes in His glory, and all the holy angels with Him, then He will sit on the throne of His glory. Matthew 25:31.

This refers to a last judgement, 'the one seated on the throne' being called 'the King', in verses 34, 40 In the internal sense here 'the throne of glory' is the Divine Truth that flows from Divine Good in heaven, 'the one seated on the throne' being the Lord, who - inasmuch as He is a judge by virtue of Divine Truth - is called 'the King'.

[4] In Luke,

He will be great and will be called Son of the Most High; and the Lord will give Him the throne of David His father. Luke 1:32.

These words were spoken by the angel to Mary. It is clear to anyone that here 'the throne of David' is not the kingdom which David possessed; for it is not a kingdom on earth but one in heaven. Nor therefore is David meant by 'David' but the Lord's Divine kingship, while 'the throne' means Divine Truth that goes forth and constitutes His kingdom. In John,

I was in the spirit, and behold, a throne set in heaven, and one seated upon the throne. And the one seated was in appearance like a jasper stone and a sardis. There was a rainbow around the throne, in appearance like an emerald. Around the throne were twenty-four thrones, and on the thrones I saw twenty-four elders sitting. From the throne were coming forth lightnings and thunders and voices, and likewise seven lamps of fire burning before the throne, which are the seven spirits of God. In addition, before the throne there was a sea of glass, like crystal. Then in the midst of the throne, and around the throne, were four living creatures, full of eyes in front and behind. Whenever the four living creatures gave glory and honour and thanks to the one seated on the throne, who lives for ever and ever, the twenty-four elders would fall down before the one seated on the throne and would worship the one who lives for ever and ever, and would cast their crowns before the throne. Revelation 4:2-end.

[5] This description of the throne of the Lord's glory is used to depict Divine Truth which goes forth from Him. Representatives are used, but if someone has no knowledge of what is meant by these he will hardly be able to know anything at all about what the details of this prophecy hold within them and will suppose that all such details are devoid of any deeper Divine content. The person who knows no better cannot do other than conceive of the heavenly kingdom as one that is similar to a kingdom in the world. But in fact 'a throne set in heaven' means Divine Truth there, and so heaven as regards Divine Truth. 'One seated upon a throne' is used to mean the Lord; and the reason why in appearance He looked like 'a jasper stone and a sardis' is that those stones, like all precious stones in the Word, mean Divine Truth, 114, 3858, 3862, while stones in general mean the truths of faith, 643, 1298, 3720, 3769, 3771, 3773, 3789, 3798.

[6] 'A rainbow around the throne' means truths made translucent by good, for in the next life colours are products of the light of heaven, and the light of heaven is Divine Truth. Regarding rainbows in the next life. see 1042, 1043, 1053, 1623-1625; and regarding colours there, 1053, 1624, 3993, 4530, 4922, 4677, 4741, 4742. By 'the thrones of the twenty-four elders around the throne' are meant all aspects of truth in their entirety, like the things meant by 'twelve'; for 'twelve' means all aspects of truth in their entirety, see 577, 2089, 2129, 2130, 3272, 3858, 3913. 'The lightnings, thunders, and voices which were coming forth from the throne' means the feelings of terror which Divine Truth produces in those who are not governed by good. 'The seven lamps of fire burning' are affections for truth which is rooted in good, which likewise usher in harmful consequences for those who are not governed by good and which are therefore called 'the seven spirits of God', who, as is evident from what comes later on, 1 did usher in harmful consequences.

[7] 'The sea of glass before the throne' is every truth within the natural, thus the cognitions and the factual knowledge present there; for these are meant by 'the sea', see 28, 2850.'The four living creatures which were in the midst of the throne and around the throne, and which were full of eyes in front and behind' are ideas in the understanding which are received from the Divine in heaven. 'Four' means the joining of those ideas to desires present in the will; for truths belong to the understanding part and forms of good to the will part of the human mind. This explains why it is said that 'they were full of eyes in front and behind', for 'the eyes' means ideas in the understanding and therefore in a higher sense matters of belief, 2701, 3820, 4403-4421, 4523-4534. 'Four' means a joining together, as likewise does 'two', 1686, 3519, 5194. The holiness of Divine Truth going forth from the Lord is described in what follows at this point [in the Book of Revelation].

[8] Because 'the twenty-four thrones' and 'the twenty-four elders' mean all aspects of truth, or all aspects of faith, in their entirety, and 'twelve' has a similar meaning, as has just been stated, one may consequently see what 'the twelve thrones on which the twelve apostles were seated' is used to mean in the internal sense, namely all aspects of truth, the grounds upon which, and the standard by which judgement takes place. Their thrones are referred to in Matthew as follows,

Jesus said to the disciples, Truly I say to you, that you who have followed Me, in this generation, when the Son of Man sits on the throne of His glory, will also sit on twelve thrones, judging the twelve tribes of Israel. Matthew 19:28.

And in Luke,

I bestow on you, just as My Father bestowed on Me, a kingdom, that you may eat and drink at My table in My kingdom, and sit on thrones judging the twelve tribes of Israel. Luke 22:29-30.

'The twelve apostles' means all aspects of truth, see 2129, 2553, 3354, 3488, 3858, as do 'the twelve sons of Jacob' and therefore 'the twelve tribes of Israel', 3858, 3921, 3926, 3939, 4060, 4603. The apostles have no power to judge anyone at all, 2129, 2557.

[9] Similarly in John,

I saw thrones, and they sat on them, and judgement was given to them. Revelation 20:4.

Here also 'thrones' means all aspects of truth, which are the grounds upon which, and the standard by which judgement takes place. Much the same is also meant by 'the angels' with whom the Lord will come to the judgement, in Matthew 25:31. When 'angels' are mentioned in the Word some attribute of the Lord is meant, see 1705, 1925, 2320, 2821, 3039, 4085, in this case truths received from the Divine, which truths are called 'judgements' in the Word, 2235.

[10] There are very many more places in which Jehovah or the Lord has a throne attributed to Him because thrones embody within themselves that which is representative of the kingdom. When in a higher heaven they are talking about Divine Truth and judgement, a throne is seen in the lowest heaven. This is the reason why a throne is, as has been stated, representative and therefore why a throne is mentioned so many times in the prophetical part of the Word. It is also the reason why in most ancient times a throne became the sign to distinguish the king and why as such a sign it now denotes the office of a monarch. Further examples of the attribution of a throne to the Lord occur in the following places: In Moses,

Moses built an altar, and called its name Jehovah Nissi. Moreover he said, Because the hand is upon the throne of Jah, Jehovah will have war against Amalek from generation to generation. Exodus 17:15-16.

No one can know what is meant by 'the hand upon the throne of Jah' or by 'Jehovah having war against Amalek from generation to generation except from the internal sense, and so unless he knows what is meant by 'the throne' and by 'Amalek'. In the Word 'Amalek' means falsities which assail truths, 1679, and 'the throne' the Divine Truth that is assailed.

[11] In David,

O Jehovah, You have maintained my judgement and my cause; You sat upon the throne, a Judge of righteousness. Jehovah will remain there for ever; He has prepared His throne for judgement. Psalms 9:4, 7.

In the same author,

Your throne, O God, will be for ever and ever (in saeculum et aeternum); a sceptre of uprightness is the sceptre of Your kingdom. Psalms 45:6.

In the same author,

Cloud and thick darkness are round Him, righteousness and judgement are the foundation of His throne. Psalms 97:2.

In Jeremiah,

At that time they will call Jerusalem the throne of Jehovah, and all the nations will be gathered to it. Jeremiah 3:17.

[12] 'Jerusalem" stands for the Lord's spiritual kingdom. This kingdom is again meant by the new Jerusalem in Ezekiel, and also by 'the holy Jerusalem coming down from heaven' in the Book of Revelation. The Lord's spiritual kingdom exists where that which is pre-eminent is Divine Truth holding Divine Good within it, whereas the Lord's celestial kingdom exists where that which is pre-eminent is Divine Good from which Divine Truth flows. From this one may see why Jerusalem is called 'the throne of Jehovah'. And in David,

In Jerusalem they sit - the thrones for judgement. Psalms 122:5.

But Zion is called 'the throne of Jehovah's glory' in Jeremiah,

Have you utterly rejected Judah, has your soul loathed Zion? Do not spurn [us], for Your name's sake; do not dishonour the throne of your glory. Jeremiah 14:19, 21.

'Zion' is used to mean the Lord's celestial kingdom.

[13] The way in which the Lord when executing judgement is represented in heaven, where visual scenes like those described in various places in the Prophets come before people's eyes, may be seen in Daniel,

I saw, until thrones were placed, and the Ancient of Days was seated. His clothing was white as snow, and the hair of His head like pure wool. His throne was a flame of fire, its wheels burning fire. A river of fire issued and came forth before Him, a thousand thousands served Him, and ten thousand times ten thousand stood before Him. The judgement sat down, and the books were opened. Daniel 7:9-10.

Sights like this occur constantly in heaven; all are representatives. They have their origin in what angels are discussing in the higher heavens, which discussion comes down from there and manifests itself in visual scenes. The angelic spirits to whom the Lord imparts perception know what is meant by such scenes. They know what is meant by 'the Ancient of Days', 'clothing white as snow', 'hair of the head like pure wool', 'a throne like a flame of fire', 'wheels that are a burning fire', and 'a river of fire going forth from Him'. 'A flame of fire' and 'a river of fire' in this case represent the Good of Divine Love, 974, 4906, 5071, 5215.

[14] It is similar with what is said in Ezekiel,

Above the expanse that was above the heads of the cherubim, in appearance like a sapphire stone, there was the likeness of a throne, and above the likeness of a throne there was a likeness as the appearance of a man upon it. Ezekiel 1:26; 10:1.

Likewise with what is said in the first Book of Kings,

I saw - the prophet Micah said - Jehovah sitting on His throne, and the entire host of heaven standing beside Him, on His right hand and on His left. 1 Kings 22:19.

Anyone who does not know what these particular descriptions represent, or what their consequent spiritual meanings are, cannot help supposing that the Lord has a throne in the way kings on earth do, and that things actually do exist as they are described by the prophets. But no such phenomena occur in the [higher] heavens; rather they are sights presented to those in the lowest heaven, within which - as within images - they see Divine arcana.

[15] The Lord's kingship, by which one means the Divine Truth that goes forth from Him, was also represented by the throne that Solomon built, described in the first Book of Kings as follows,

Solomon made a large throne of ivory, and overlaid it with pure gold. There were six steps to the throne, and a rounded top to the throne at the back of it; there were armrests 2 on either side at the place of the seat, and two lions standing beside the armrests, 2 and twelve lions standing there, above the six steps on either side. 1 Kings 10:18-20.

It was a throne of glory that was represented by all this. 'Lions' are Divine Truths engaged in conflict and overcoming, 'twelve lions' being all those Truths in their entirety.

[16] Since almost everything in the Word has a contrary meaning, 'a throne' has such too. Its contrary meaning is a kingdom of falsity, as in John,

To the angel of the Church which is in Pergamum, I know your works, and where you dwell, where Satan's throne is. Revelation 1:12-13.

In the same book,

The dragon gave the beast coming up out of the sea his power, and his throne, and great authority. Revelation 13:2.

In the same book,

The fifth angel poured out his bowl onto the throne of the beast, and his kingdom became darkened. Revelation 16:10.

In Isaiah,

You said in your heart, I will go up into the heavens, above the stars of God I will raise my throne. Isaiah 14:13.

This refers to Babel.

脚注:

1. i.e. in Chapter 8 of the Book of Revelation

2. literally, hands

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.