Mula sa Mga gawa ni Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6636

Pag-aralan ang Sipi na ito

  
/ 10837  
  

6636. DE INNERLIJKE ZIN

vers 1-5. En deze zijn de namen van de zonen Israëls, komende in Egypte met Jakob; de man en zijn huis kwamen zij. Ruben, Simeon, Levi en Juda. Issaschar, Zebulon en Benjamin Dan en Naftali, Gad en Aser. En het was alle ziel, uitgegaan van Jakobs dij, zeventig zielen; en Jozef was in Egypte.

Deze zijn de namen van de zonen Israëls, betekent het hoedanige van de Kerk; komende in Egypte met Jakob, betekent nadat de waarheden waren ingewijd in de wetenschappen; de man en zijn huis kwamen zij, betekent ten aanzien van het ware en ten aanzien van het goede; Ruben, Simeon, Levi en Juda; Issaschar, Zebulon en Benjamin; Dan en Naftali, Gad en Aser, betekenen de voortgang van de aanvang tot het einde; en het was alle ziel, uitgegaan van Jakobs dij, betekent alle dingen die uit het algemeen ware zijn; zeventig zielen, betekent het volle; en Jozef was in Egypte, betekent dat het hemels innerlijke was in het natuurlijke.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Mula sa Mga gawa ni Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7439

Pag-aralan ang Sipi na ito

  
/ 10837  
  

7439. Zend Mijn volk, opdat zij Mij dienen; dat dit betekent dat zij hen zouden verlaten die van de geestelijke Kerk zijn, opdat die hun God in het vrije vereren, staat vast uit de betekenis van zenden of heenzenden, dus verlaten; uit de uitbeelding van de zonen Israëls, die hier Mijn volk zijn, namelijk zij die van de geestelijke Kerk zijn, nrs. 6426, 6637, 6862, 6868, 7035, 7062, 7198, 7201, 7215, 7223; en uit de betekenis van Jehovah dienen, dus vereren; dat zij zouden vereren in het vrije, blijkt uit wat volgt in vers 21-23 en verder hieruit dat elke eredienst die waarlijk eredienst is, in het vrije moet zijn.

Dat de zonen Israëls het volk van Jehovah wordt genoemd, was niet omdat zij beter zouden zijn dan de andere natiën, maar omdat zij het volk van Jehovah zouden uitbeelden, dat wil zeggen, degenen die uit het geestelijk rijk van de Heer zijn.

Dat zij niet beter waren dan de andere natiën, blijkt uit hun leven in de woestijn, namelijk dat zij in het geheel niet hebben geloofd in Jehovah, maar dat zij in hun hart hebben geloofd in de goden van de Egyptenaren, zoals vaststaat uit het gouden kalf dat zij voor zich maakten en dat zij hun goden noemden die hen uit het land van Egypte hadden uitgeleid, (Exodus 32:8).

Het blijkt ook uit hun leven daarna in het land Kanaän, waarover in de historische teksten van het Woord; en verder eveneens uit de profetische teksten die over hen zijn gezegd.

Vandaar komt het ook, dat weinigen van hen in de hemel zijn, want zij ontvingen in het andere leven een lot volgens hun leven op aarde.

Gelooft u dus niet dat zij boven anderen tot de hemel waren uitverkoren; degenen die geloven dat zij boven anderen tot de hemel waren uitverkoren, geloven niet dat eenieder zijn leven wacht; ook geloven zij niet, dat de mens gedurende zijn gehele leven in de wereld tot de hemel moet worden voorbereid en dat dit plaatsvindt uit de barmhartigheid van de Heer en dat men niet in de hemel wordt toegelaten enkel uit barmhartigheid, onverschillig hoe men in de wereld heeft geleefd.

Zo’n mening over de hemel en over de barmhartigheid van de Heer wordt aangebracht door de leer van het geloof-alleen en over de zaliging daardoor zonder de goede werken; want dezen bekommeren zich niet om het leven; vandaar geloven zij ook, dat boosheden kunnen worden afgewist zoals vuil door water; en dat de mens zo in één ogenblik kan worden overgebracht in het leven van het goede en dus worden toegelaten in de hemel, niet wetende dat de boze mens, indien hun het leven van het boze zou worden afgenomen, in het geheel niets van leven zouden hebben; en verder dat zij die in een leven van het boze zijn, indien zij in de hemel werden toegelaten, de hel in zich zouden voelen en wel des te zwaarder naarmate zij innerlijker in de hemel werden toegelaten.

Hieruit kan nu vaststaan dat de Israëlieten en de Joden in het geheel niet uitverkoren waren, maar alleen aangenomen om de dingen uit te beelden die van de hemel zijn; en dat dit in het land Kanaän heeft moeten plaatsvinden, omdat de Kerk van de Heer daar vanaf de oudste tijden was geweest en vandaar alle plaatsen daar uitbeeldend waren geworden voor het hemelse en het Goddelijke; zo kon dus eveneens het Woord worden geschreven, waarin de namen zulke dingen zouden aanduiden die van de Heer zijn en van Zijn rijk.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Mula sa Mga gawa ni Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4598

Pag-aralan ang Sipi na ito

  
/ 10837  
  

4598. Israël vertrok; dat dit het hemels-geestelijke van het natuurlijke op dat moment betekent, staat vast uit de betekenis van vertrekken, namelijk het opeenvolgende of het voortgezette, nrs. 4375, 4554; hier meer naar de innerlijke dingen; en uit de uitbeelding van Israël hier, namelijk het hemels-geestelijke van het natuurlijke, nr. 4286; wat het hemels-geestelijke van het natuurlijke is, werd eerder ontvouwd, namelijk dat het is het goede van het ware of het goede van de naastenliefde, verworven door het ware van het geloof. Wat de voortgang naar de innerlijke dingen toe is, is nauwelijks bekend in de wereld; het is niet de voortgang in de wetenschappelijke dingen; deze voortgang immers komt vaak voor zonder enige voortgang naar de innerlijke dingen toe en herhaaldelijk met een verwijdering, noch is het een verwijdering in het manlijk oordeel; ook dit komt soms voor met een verwijdering van de innerlijke dingen af, noch is het een voortgang in de erkentenissen van het innerlijk ware, want de erkentenissen bewerken niets tenzij de mens erdoor wordt aangedaan; de voortgang naar de innerlijke dingen toe is een voortgang naar de hemel en de Heer, door de erkentenissen van het ware, ingeplant aan de aandoening ervan, dus door de aandoeningen. Hoedanig de voortgang naar de innerlijke dingen toe is, verschijnt aan niemand in de wereld, maar duidelijk in het andere leven; het is daar een voortgang vanuit een zekere nevel tot het licht; degenen immers die alleen in de uiterlijke dingen zijn, zijn naar verhouding in de nevel en zij worden eveneens door de engelen in een nevel gezien; maar zij die in de innerlijke dingen zijn, zijn in het licht, dus in de wijsheid; want het licht daar is de wijsheid; en wat wonderbaarlijk is, zij die in de nevel zijn, kunnen niet zien dat degenen die in het licht zijn, ook in het licht zijn; maar zij die in het licht zijn, kunnen zien dat diegenen die in de nevel zijn, ook in de nevel zijn. Omdat er gehandeld wordt over de voortgang van het Goddelijke van de Heer naar de innerlijke dingen toe, wordt Jakob hier Israël genoemd, maar daar waar niet over die voortgang wordt gehandeld, wordt hij Jakob genoemd, zoals in het 20ste vers en in het laatste vers van dit hoofdstuk.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl