Mula sa Mga gawa ni Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4300

Pag-aralan ang Sipi na ito

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Mula sa Mga gawa ni Swedenborg

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer # 245

Pag-aralan ang Sipi na ito

  
/ 325  
  

245. Iedereen bij wie de kerk is wordt gezaligd, maar iedereen bij wie de kerk niet is, wordt verdoemd.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Mula sa Mga gawa ni Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3479

Pag-aralan ang Sipi na ito

  
/ 10837  
  

3479. De Joden die vóór de komst van de Heer leefden, zowel als diegenen die daarna leefden, hadden geen andere opvatting over de rituele dingen van hun Kerk, dan dat de Goddelijke eredienst alleen bestond in uiterlijke dingen. Wat zij uitbeeldden en betekenden, daarom bekommerden zij zich niet in het minst. Want zij wisten niet en wilden ook niet weten, dat er iets innerlijks was in de eredienst en in het Woord, dus dat er enig leven was na de dood, dus dat er iets als een hemel was, want zij waren geheel zinnelijk en lichamelijk. En aangezien zij in van de innerlijke dingen gescheiden uiterlijke dingen waren, was de eredienst met betrekking tot hen niets anders dan een afgodische en daarom waren zij uiterst geneigd andere goden, onverschillig welke, te vereren, wanneer zij slechts overreed werden dat die goden hun voorspoed konden geven. Maar aangezien deze natie van dien aard was dat zij in een heilig uiterlijke konden zijn en dus zo de rituele dingen heilig konden houden, waardoor de hemelse dingen van het rijk van de Heer werden uitgebeeld en een heilige verering konden hebben voor Abraham, Izaäk en Jakob, maar ook voor Mozes en Aharon en daarna voor David, door wie de Heer werd uitgebeeld en bovenal een heilige eerbied voor het Woord, waarin alle dingen tot in bijzonderheden uitbeeldend en aanduidend zijn voor de Goddelijke dingen, daarom was in deze natie de uitbeeldende Kerk gesticht. Wanneer echter deze natie de innerlijke dingen tot aan de erkenning toe geweten had, zou zij deze ontwijd hebben en dus zo, terwijl zij in het heilig uiterlijke was, tevens in het profane innerlijke zijn geweest, zodat er door deze natie in het geheel geen gemeenschap geweest zou kunnen zijn van de uitbeeldende dingen met de hemel. Dit is de reden, waarom aan hen de innerlijke dingen niet ontsloten werden, zelfs niet, dat de Heer in het binnenste daarin was, opdat Hij hun zielen zou redden. Daar de stam van Juda meer dan de overige stammen van dien aard was en zij heden ten dage evenals oudtijds, de rituele dingen, die buiten Jeruzalem in acht genomen kunnen worden, heilig houden en ook een heilige verering voor hun vaders hebben en bovenal een heilige eerbied voor het Woord van het Oude Testament en het was voorzien, dat de christenen dit bijna zouden verwerpen en ook de innerlijke dingen ervan zouden bezoedelen, daarom is deze natie tot op deze dag bewaard gebleven, overeenkomstig de woorden van de Heer bij, (Mattheüs 24:34). Anders zou het zijn geweest, wanneer de christenen, zoals zij de innerlijke dingen wisten, ook als innerlijke mensen geleefd hadden; als dit het geval was geweest, dan zou deze natie, evenals andere naties, sinds verscheidene eeuwen reeds zijn afgesneden. Maar het is met deze natie als volgt gesteld, dat haar heilig uiterlijke of het heilige van de eredienst, in het geheel niet haar innerlijke dingen kan aandoen, want deze zijn onrein vanwege de laagheid van de eigenliefde en vanwege de laagheid van de wereldliefde en ook vanwege de afgoderij, omdat zij de uiterlijke dingen vereren zonder de innerlijke en omdat zij daarom dus niets van de hemel in zich hebben en ook niets van de hemel kunnen meedragen in het andere leven, uitgezonderd de weinigen die in wederkerige liefde leven en dus anderen niet verachten in vergelijking met zichzelf.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl