Mula sa Mga gawa ni Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4300

Pag-aralan ang Sipi na ito

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Mula sa Mga gawa ni Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7988

Pag-aralan ang Sipi na ito

  
/ 10837  
  

7988. Al de legerscharen van Jehovah gingen uit het land van Egypte uit; dat dit betekent dat zij die in het ware en het goede waren en toch daar werden vastgehouden, werden bevrijd, staat vast uit de betekenis van uit het land van Egypte uitgaan; dus uit de bestokingen bevrijd worden; dat uitgaan is bevrijd worden is duidelijk; en dat het land van Egypte de bestokingen en de aanvallen zijn, zie nr. 7278; en uit de betekenis van de legerscharen van Jehovah, namelijk het ware en het goede dat van de geestelijke Kerk is, dus degenen die daarin zijn, nrs. 3448, 7236.

Dat het ware en het goede de legerscharen van Jehovah zijn, staat vast bij Daniël: ‘Er ging uit één hoorn van het kleine van de geitenbok en hij groeide zeer naar het zuiden en naar de opgang en naar het sierlijke en hij groeide tot aan het leger der hemelen en hij wierp ter aarde neder van het leger en van de sterren en hij vertrad ze. Ja zelfs verhief hij zich tot aan de vorst des legers; en het leger werd overgegeven op het gedurig offer tot de overtreding, omdat hij de waarheid ter aarde nederwierp. Toen hoorde ik één heilige spreken: Tot hoelang wordt èn het heilige èn het leger gegeven tot vertreding? Hij zei tot mij: Tot aan de avond en de morgen, tweeduizenddriehonderd; dan zal het heilige gerechtvaardigd worden’, (Daniël 8:9-14); hier blijkt het duidelijk dat de legerscharen de waarheden en de goedheden zijn; er wordt immers gezegd, dat hij ter aarde nederwierp van het leger en van de sterren en daarna dat hij de waarheid ter aarde nederwierp en dat het leger ter vertreding zou zijn tot aan de avond en de morgen, dat wil zeggen, tot de Komst van de Heer.

Omdat de waarheden en de goedheden de legerscharen van Jehovah zijn, worden daarom de engelen Zijn legerscharen genoemd, zoals in boek Koningen 1: ‘Micha de profeet zei: Ik zag Jehovah zittende op Zijn troon en het algehele leger der hemelen staande naast Hem’, (1 Koningen 22:19).

En bij David: ‘Zegent Jehovah, Zijn engelen, machtigen in sterkte, zegent Jehovah, al Zijn legerscharen, Zijn dienaars’, (Psalm 103:20); de engelen worden legerscharen genoemd naar de ware en de goede dingen waarin zij zijn; ook werden niet alleen de engelen de legerscharen van Jehovah genoemd, maar ook de schijnselgevers van de hemel, zoals de zon, de maan en de sterren; en wel omdat met de zon het goede van de liefde werd aangeduid, met de maan het goede van het geloof en met de sterren de erkentenissen van het goede en het ware; dat die schijnselgevers legerscharen worden genoemd, blijkt in het boek Genesis: ‘Volbracht zijn de hemelen en de aarde en al hun legerscharen’, (Genesis 2:1), waar onder de legerscharen alle schijnselgevers van de hemel worden verstaan, maar in de innerlijke zin, waarin gehandeld wordt over de nieuwe schepping van de mens, worden de ware en de goede dingen verstaan.

Evenzo bij David: ‘Looft Jehovah, al Zijn engelen, looft Hem, al Zijn legerscharen, looft Hem, zon en maan, looft Hem, alle gij sterren des lichts’, (Psalm 148:2,3); dat de zon het goede van de liefde is en de maan het goede van het geloof, zie de nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 4060, 4696, 5377, 7083; en dat de sterren de erkentenissen van het goede en het ware zijn, nrs. 1808, 2120, 2495, 2849, 4697.

Dat de zon, de maan en de sterren de goede en de ware dingen betekenen, komt omdat de Heer in de hemel de Zon is voor de hemelsen en de Maan voor de geestelijken, nrs. 1521, 1529-1531, 3636, 3643, 4300, 4321m 5097, 7078, 7083, 7171, 7173 en omdat de woonplaatsen van de engelen blinken zoals de sterren, volgens de teksten bij Daniël: ‘Dan zullen de inzichtsvollen blinken zoals de glans des uitspansels en zij die velen rechtvaardigen, zoals de sterren, tot in de eeuw en de eeuwigheid, (Daniël 12:3).

Omdat de engelen krachtens het ware en goede de legerscharen van Jehovah worden genoemd en eveneens de zon, de maan en de sterren zo worden genoemd en omdat al het ware en goede uit de Heer voortgaat, wordt daarom de Heer in het Woord Jehovah Zebaoth of van de legerscharen genoemd, nr. 3448.

Hij wordt ook zo genoemd omdat Hij voor de mens tegen de hellen strijdt.

Hieruit kan nu vaststaan wat in de innerlijke zin wordt verstaan onder de legerscharen van Jehovah.

Dat de zonen van Jakob die uit Egypte uitgingen, die niet waren, maar die hebben uitgebeeld, blijkt uit hun leven in Egypte, namelijk dat zij Jehovah niet hebben gekend, zelfs niet eens Zijn Naam, voordat deze aan Mozes werd aangeduid uit het braambos, (Exodus 3:13-16); en verder dat zij evenzeer als de Egyptenaren, aanbidders van het kalf waren, zoals men kan opmaken uit (Exodus 32); en verder uit hun leven in de woestijn, namelijk dat zij zodanig waren dat zij niet in het land Kanaän konden worden binnengeleid; dus waren zij allesbehalve de legerscharen van Jehovah.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Mula sa Mga gawa ni Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7973

Pag-aralan ang Sipi na ito

  
/ 10837  
  

7973. Omtrent zeshonderdduizend mannen te voet; dat dit alle dingen van het ware en het goede van het geloof in één samenvatting betekent, staat vast uit de betekenis van zeshonderdduizend, namelijk alle dingen van het geloof in één samenvatting; dit getal rijst immers op uit zes en eveneens uit twaalf en twaalf betekent alle dingen van het geloof en van de naastenliefde, nrs. 577, 2089, 2129, 2130, 3272, 3858, 3913; vandaar komt het, dat de zonen van Jakob er twaalf waren en dat hun nakomelingen zijn onderscheiden in evenzovele stammen en eveneens dat door de Heer twaalf discipelen werden aangenomen, namelijk opdat zij alle dingen van het geloof en de naastenliefde zouden uitbeelden; ten aanzien van de stammen, zie de nrs. 3858, 3862, 3913, 3926, 4060, 6335, 6337, 6640, 7836, 7891; ten aanzien van de discipelen, de nrs. 3354, 3488, 5858, 6397; dat hier zeshonderdduizend eendere dingen betekent, komt omdat een groter en een kleiner, of een vermenigvuldigd of gedeeld getal, iets eenders insluit als de enkelvoudige getallen waaruit het is samengesteld, nrs. 5291, 5335, 5708, dit blijkt duidelijk uit het getal twaalf, hetzij dit gedeeld is tot zes of vermenigvuldigd tot tweeënzeventig of tot 144, dus twaalf maal twaalf, of tot 12000 of tot 144000, het betekent iets eenders; zoals 144000 bij Johannes: ’Ik hoorde het getal der gezegenden, honderdvierenveertigduizend, gezegeld uit elke stam van Israël; uit elke stam twaalfduizend’, (Apocalyps 7:4,5 e.v.).

Hier worden onder de zonen Israëls niet de zonen Israëls verstaan en niet onder stammen de stammen, noch onder het getal een getal, maar zulke dingen die in de innerlijke zin liggen, namelijk alle dingen van het geloof en van de naastenliefde en zo onder iedere stam in het bijzonder één geslacht of één klasse, volgens de dingen die zijn ontvouwd bij de hoofdstukken 29 en 30 van Genesis.

Bij dezelfde: ’Ziet, het Lam staande op de berg Zions en met Hem 144000, hebbende de Naam van Zijn Vader geschreven op hun voorhoofden. Zij zongen een nieuw gezang voor de troon en niemand kon het gezang leren, dan de 144000 gekochten van de aarde; dezen zijn het die het Lam volgen waar Het ook heengaat; dezen zijn gekocht van de mensen, de eerstelingen van God en het Lam’, (Apocalyps 14:1,3,4).

Uit deze beschrijving blijkt, dat degenen die in de naastenliefde zijn, worden verstaan onder de 144000; en eveneens blijkt dat dit getal slechts de staat en de hoedanigheid aanduidt; dat getal duidt immers iets eenders aan als twaalf, want het ontstaat uit 12000 en 12 met elkaar vermenigvuldigd; iets eenders als het kleinere getal 144, dus 12 maal 12.

Bij dezelfde: ‘Hij mat de muur van het heilige Jeruzalem, neerdalend van God uit de hemel, 144 ellen, zijnde de maat eens mensen, dat wil zeggen, eens engels’, (Apocalyps 21:2,17); dat de muur van het heilige Jeruzalem niet een muur is maar in de geestelijke zin het ware van het geloof is die de geloofszaken van de Kerk verdedigt, zie nr. 6419; vandaar wordt eveneens gezegd dat hij 144 ellen was; dat dit zo is, blijkt duidelijk, want er wordt gezegd dat die maat eens mensen, dat is, eens engels is; met de mens en met de engel wordt immers alles van het ware en het goede van het geloof aangeduid.

En het blijkt eveneens uit de twaalf kostbare stenen waaruit het fundament van de muur was en uit de twaalf poorten waarvan een elk een parel was, vers 19-21; met de kostbare stenen worden immers de geloofswaarheden aangeduid die vanuit het goede van de naastenliefde zijn, nrs. 643, 3720, 6426; eender met de poort en eveneens met de parel.

Daaruit nu staat vast dat een kleiner en een groter getal iets eenders aanduidt als het enkelvoudige getal, waaruit het is opgebouwd.

Dat alle getallen in het Woord geen getallen betekenen, zie de nrs. 482, 487, 575, 647, 648, 755, 813, 1963, 1988, 2075, 2252, 3252, 4264, 4495, 4670, 5265, 6175.

Hieruit kan nu worden gezien dat door het getal van de zeshonderdduizend mannen die van Egypte uitgingen, ook andere dingen worden aangeduid.

Dat dit getal die andere dingen betekent, kan nauwelijks iemand geloven; de oorzaak ervan is dat het historisch is en elk historisch gegeven houdt het gemoed voortdurend in de uiterlijke en uitwendige zin en trekt het weg van de innerlijke zin; toch betekent dat getal eveneens zulke dingen als eerder vermeld, want er is zelfs niet één woordje, ja ook niet één jota of één haaltje in het Woord, dat niet in zich heilig is, omdat het in zich het heilige behelst; dat in het historische alleen, niet het heilige is, ziet iedereen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl