2503. Dat Kadesh de aandoening van het innerlijk ware is, uitgaande van de redelijke dingen en Schur de aandoening van het uiterlijk ware, uitgaande van de wetenschappelijke dingen, kan blijken uit de betekenis van Kadesh en Schur. Dat Kadesh het ware betekent waarover getwist wordt, is in nr. 1678 aangetoond, dus de twist over het ware inzake de oorsprong ervan, namelijk of het uit het redelijke voortkomt, zoals duidelijk blijkt uit hetgeen volgt, maar daar bij de Heer al het ware van hemelse oorsprong was, betekent Kadesh hier de aandoening van het ware.
Bij ieder mens van de Kerk bevinden zich redelijke waarheden en wetenschappelijke waarheden: de redelijke waarheden zijn innerlijk, maar de wetenschappelijke waarheden zijn uiterlijk; deze zijn van elkaar onderscheiden, geheel en al zoals de beide geheugens van de mens, waarover de nrs. 2469-2473 en vervolg. Hieruit volgt, dat de aandoeningen van het ware er ook twee zijn: de ene innerlijk en behorend tot de redelijke dingen, de andere uiterlijk, behorend tot de wetenschappelijke dingen. De aandoening van het innerlijk ware, uitgaande van de redelijke dingen, wordt hier aangeduid door Kadesh, maar de aandoening van het uiterlijk ware, uitgaande van wetenschappelijke dingen, door Schur; dat Schur dit ware betekent, zie men in nr. 1928.
Dat namen in het Woord nooit iets anders dan dingen betekenen, is eerder in de nrs. 1224, 1264, 1876, 1888 en herhaaldelijk elders aangetoond.