Ware Christelijke Religie #38

Av Emanuel Swedenborg

Studera detta avsnitt

  
/ 853  
  

38. II. God is het Goede zelf en het Ware zelf, aangezien het Goede tot de Liefde en het Ware tot de Wijsheid behoort. Het is algemeen bekend dat alle dingen betrekking hebben op het goede en ware, wat een teken is, dat alle dingen vanuit Liefde en Wijsheid zijn ontstaan, want al wat vanuit liefde voortgaat wordt het goede genoemd, aangezien dit gevoeld wordt, en de vreugde, waardoor de liefde zich openbaart, voor eenieder het goede is; maar al wat vanuit de wijsheid voortgaat, wordt het ware genoemd, want de wijsheid bestaat enig en alleen uit waarheden, en doet haar objecten aan met de bekoring van het licht, en deze bekoring is, wanneer men die gewaar wordt, het ware uit het goede. Daarom is de Liefde de samenvatting van alle goedheden en de Wijsheid de samenvatting van alle wijsheden; maar dit alles is uit God, die de Liefde zelf en vandaar het Goede zelf, en de Wijsheid zelf en vandaar het Ware zelf is. Daarvandaan komt het dat er in de Kerk twee wezenlijke dingen zijn, die de naastenliefde en het geloof worden genoemd, waaruit alle en elk van de dingen van de Kerk bestaan, en die in alle en in elk van de dingen van de Kerk moeten zijn. De reden hiervan is deze: dat alle goedheden van de Kerk tot de naastenliefde behoren en naastenliefde genoemd worden en al haar waarheden tot het geloof behoren en geloof worden genoemd. De verlustigingen van de liefde die ook de verlustigingen van de naastenliefde zijn, maken dat de verlustigingen goedheden worden genoemd; en de bekoringen van de wijsheid, die ook bekoringen van het geloof zijn, maken dat de waarheden waarheden worden genoemd; want de verlustigingen en bekoringen maken haar leven uit. Zonder het leven hieruit zijn de goedheden en waarheden als onbezield en ook onvruchtbaar. Maar die verlustigingen van de liefde zijn van tweeërlei soort en evenzo de bekoringen, die als tot de wijsheid schijnen te behoren, namelijk: de verlustigingen van de liefde van het goede en de verlustigingen van de liefde van het boze; en vandaar de bekoringen van het geloof van het ware en de bekoringen van het geloof van het valse. Deze beide soorten van verlustigingen van de liefde worden in de subjecten, waarin zij zijn, vanwege het gevoel dat zij geven, goedheden genoemd; en deze beide soorten van bekoringen van het geloof worden, vanwege de gewaarwording die zij geven, ook goedheden genoemd, maar aangezien ze in het verstand zijn, zijn het niets anders dan waarheden, hoewel zij aan elkaar tegenovergesteld zijn, en het goede van de ene liefde goed en het goede van de andere liefde boos is, eveneens het ware van het ene geloof waar en het ware van het andere geloof vals. Maar de liefde waarvan de verlustiging wezenlijk goed is, is zoals de warmte van de zon, die bevrucht, levend maakt en werkt in de vruchtbare grond, in de nuttige bomen en in de zaaivelden. En waar zij inwerkt, ontstaat als het ware een paradijs, een hof van Jehovah en als het ware een land Kanaän. En de bekoring van het ware van die liefde is als het licht uit de zon in de lentetijd, en als het licht dat invloeit in een met mooie bloemen gevulde kristallen vaas, waarvan bij opening de zoete geuren opstijgen. Daarentegen is de verlustiging van de liefde van het boze als de zonnewarmte, die uitdroogt, verstikt en in een onvruchtbare grond werkt en in schadelijke bomen, zoals in doornstruiken en stekelgewassen; en waar zij inwerkt, ontstaat een Arabische woestijn, waarin slangen, hydra's en vurige slangen zijn. De bekoring van het valse van die liefde is als het licht uit de zon in de wintertijd, en als het licht dat in een fles vloeit, waarin wormen in azijn zwemmen en kruipende dieren met een walgelijke stank. Men moet weten, dat het goede zich vormt door middel van waarheden en zich ook daarmee bekleedt en zich zo van een ander goede onderscheidt. Ook moet men weten dat de goedheden van een en dezelfde familie zich in bundels samenbinden en deze tevens omkleden en zich zo van andere families onderscheiden. Dat de formaties op deze wijze plaatsvinden, blijkt duidelijk uit alle en elk van de dingen in het menselijk lichaam; dat iets dergelijks plaatsvindt in het menselijk gemoed, blijkt hieruit, dat er een voortdurende overeenstemming is tussen alle dingen van het gemoed en alle dingen van het lichaam. Hieruit volgt dat het menselijk gemoed innerlijk georganiseerd is vanuit geestelijke substanties en uiterlijke vanuit natuurlijke substanties, en tenslotte vanuit stoffelijke substanties; het gemoed waarvan de liefdesverlustigingen goedheden zijn, innerlijk vanuit geestelijke substanties, zoals die in de hemel zijn; maar het gemoed waarvan de verlustigingen boos zijn, innerlijk vanuit geestelijke substanties zoals die in de hel zijn. De boosheden van dit gemoed worden door valsheden tot bundels gebonden, terwijl de goedheden van het eerstgenoemde gemoed door waarheden tot bundels worden gebonden. Aangezien er dergelijke samenbindingen van goedheden en boosheden plaatsvinden, zegt de Heer: ‘dat het onkruid in bundels vergaderd moet worden om dit te verbranden, en desgelijks de ergernissen’, (Mattheüs 13:30, 40-41; Johannes 15:6).

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.