Echtelijke Liefde #231

Av Emanuel Swedenborg

Studera detta avsnitt

  
/ 535  
  

231. Hieraan zullen drie gedenkwaardige ervaringen worden toegevoegd.

De eerste is deze: eens hoorde ik schelle geluiden, die als het ware door het water heen opborrelden uit de lagere gebieden; aan de linkerkant klonk: o, wat een rechtvaardigen; aan de rechterkant klonk de tweede: o, wat een geleerden; en de derde aan de achterzijde: o, wat een wijzen.

Omdat het in mijn gedachten opkwam of er in de hel ook rechtvaardigen, geleerden en wijzen zijn, voelde ik het verlangen om te zien of daar ook zulke mensen zijn.

Uit de hemel werd mij toen gezegd: 'U zult het zien en horen. '

Ik verliet toen, in de geest, het huis, en ik zag vóór mij een opening in de grond; ik ging daar naartoe, keek omlaag, en zag een trap; hierlangs daalde ik toen af en toen ik beneden was, zag ik vlakten bezaaid met heesters, met doornen en netels ertussendoor.

Ik vroeg of dit de hel was en zij zeiden: 'Het is de lagere aarde die vlak boven de hel is. '

Ik ging toen verder volgens de volgorde van het geschreeuw: ‘O, welke rechtvaardigen. ’

Ik zag toen een menigte van hen die in de wereld rechters waren geweest en door vriendschappen en geschenken beïnvloed waren.

Daarop ging ik tot het tweede geschreeuw waar zij riepen: 'O, wat een geleerden. '

Ik zag een grote groep van hen die in de wereld redeneerders waren geweest.

Toen ging ik naar het derde tumult: ‘O, wat een wijzen’; en ik zag een menigte van hen die in de wereld bevestigers waren geweest.

Ik keerde weer terug naar degenen van het eerste geschreeuw, waar de rechters van vriendschappen en geschenken waren en die tot rechtvaardigen waren uitgeroepen.

Ik zag terzijde iets als een amfitheater, gebouwd uit bakstenen en bedekt met zwarte tegels; en er werd mij gezegd dat zij dit de rechtbank noemden; deze rechtbank had drie toegangen aan de noordzijde en drie aan de westzijde, maar geen enkele aan de zuid en oostzijde.

Dit was een aanwijzing dat de oordelen van hen geen oordelen vanuit gerechtigheid waren, maar willekeurige uitspraken.

In het midden van het amfitheater was een vuurplaats, waarin stookknechten houten blokken met zwavel en pek wierpen; het flakkeren van de schijnsels op de gepleisterde wanden, deed er schaduwbeelden van avond- en nachtvogels op verschijnen; maar die vuurhaard en die schaduwbeelden, door het flakkeren van het licht daaruit, waren uitbeeldingen van hun oordelen en gerichten; namelijk dat zij de feiten van iedere rechtszaak konden kleuren en daarover een schijnsel konden aanbrengen en er daarna weer andere verschijningen van konden vormen, naar gelang van hun neigingen.

Na een half uur zag ik grijsaards en jonge mannen in purperen mantels en toga’s binnenkomen; zij deden hun hoeden af en gingen op de stoelen aan de tafels zitten om recht te spreken.

Ik hoorde en doorzag hoe behendig en vernuftig zij, vanuit het gezichtspunt van een vriendschap, de oordelen ombogen en verdraaiden tot een schijn van gerechtigheid; dit deden zij op zo'n wijze dat zijzelf het ongerechte niet anders zagen dan gerecht, en omgekeerd het gerechte als ongerecht; de overreding op dit punt toonde zich in hun aangezichten en klonk in hun stemmen.

Uit de hemel werd mij toen verlichting gegeven, waardoor ik de afzonderlijke rechtspraken begreep of zij volgens het recht ofwel niet volgens het recht waren; en ik zag met welk een behendigheid zij het ongerechte bedekten, en daarover een aanschijn van het gerechte brachten; uit de wetten kozen zij er een die hen begunstigde, en de overige legden zij door schrandere redeneringen in hun eigen voordeel uit.

Na de rechtszaken werden de uitspraken overgebracht aan bevriende cliënten en begunstigers; dezen wilden hen voor de gunst belonen, en riepen luid langs de hele weg: 'O, wat een rechtvaardigen, o, wat een rechtvaardigen. '

Hierna sprak ik over hen met hemelse engelen en ik vertelde hun een en ander wat ik had gezien en gehoord.

De engelen zeiden mij dat zulke rechters aan de anderen toeschijnen alsof zij met de scherpste blik van het verstand begaafd waren, terwijl zij toch niet het minste van het rechtvaardige en het onpartijdige zien; als men de vriendschap voor de een of de ander wegneemt, zitten zij tijdens de rechtspraken stom als standbeelden en zeggen slechts: 'Ik stem toe, ik sluit mij bij dit of dat oordeel aan. '

‘De oorzaak is, dat al hun gerichten vooroordelen zijn en het vooroordeel met de gunst loopt door de hele zaak van het begin tot het einde daarvan; vandaar zien zij niets anders dan wat in het belang van hun vriend is; al wat tegen hem is schuiven zij opzij en als zij het weer ter hand nemen, wikkelen zij dat in redeneringen zoals een spin de buit in haar web krachteloos maakt; vandaar komt het dat als zij de draden van hun vooroordeel niet volgen, zij niets rechtmatigs zien.

Zij werden er op onderzocht of zij iets rechtmatigs kunnen zien, en het werd bevonden van niet; dat dit zo is zal de bewoners van uw wereld verwonderen; maar zeg hun dat dit een door de hemelse engelen onderzochte waarheid is; daar deze rechters niets van het gerechte zien, beschouwen wij in de hemel hen niet als mensen, maar als monsters, waarvan het hoofd de dingen maakt die met de vriendschap hebben te maken, de borst de dingen die bij ongerechtigheid behoren, de voeten de dingen die bij de bevestiging horen, en de voetzolen de dingen die bij de gerechtigheid horen, die zij, als ze de vriend niet begunstigen, ongeldig verklaren en vertrappen; hoe zij echter aan ons vanuit de hemel verschijnen zult u zien; het einde van hen staat immers voor de deur. ’

En zie, plotseling gaapte er een afgrond en tafels tuimelden over elkaar, en tezamen met het hele amfitheater werden zij verzwolgen, in holen bij elkaar en in kerkers gegooid.

Toen werd mij gezegd: 'Wilt u hen daar zien?'

En zie, zij verschenen toen met een aangezicht zoals van gepolijst staal, en het lichaam was van nek tot lendenen zoals uit steen gehouwen beelden, bekleed met luipaardvellen, en de voeten waren zoals adderslangen; en ik zag de wetboeken, die zij op de tafel hadden laten liggen veranderen in speelkaarten; en nu werd hun in plaats van dat zij rechtszaken zouden behandelen, de taak gegeven om uit kleurstof schmink te bereiden om daarmee de gezichten van publieke vrouwen op te smukken en die zo tot schoonheden te veranderen.

Nadat deze dingen waren gezien, wilde ik naar de twee andere groepen gaan; naar de ene waar louter redeneerders waren en naar de andere waar alleen maar bevestigers waren.

Toen werd mij gezegd: 'Rust nog even uit, er zullen u ter begeleiding twee engelen worden meegegeven uit het gezelschap vlak boven hen; door hen zult u licht uit de Heer ontvangen, en u zult wonderbaarlijke dingen zien. '

  
/ 535  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl