Apocalyps Onthuld #224

Av Emanuel Swedenborg

Studera detta avsnitt

  
/ 962  
  

224. Aan deze dingen zal ik deze gedenkwaardigheid toevoegen.

Ik zag een menigte geesten, allen op de knieën, tot God bidden, dat Hij engelen tot hen mocht zenden, met wie zij van mond tot mond zouden kunnen spreken en aan wie zij de gedachten die in hun hart opkwamen zouden kunnen openen.

Toen zij opstonden, werden drie engelen gezien, gekleed in fijn lijnwaad, staande voor hun ogen, en zij zeiden:

‘De Heer Jezus Christus heeft uw gebeden verhoord en ons daarom tot u gezonden; opent ons de gedachten van uw hart’; zij antwoordden:

‘De priesters hebben ons gezegd, dat het verstand in theologische zaken niets vermag, alleen het geloof en dat het verstandelijke geloof in die dingen niemand van nut is, omdat dit vanuit de mens wordt gehaald; wij zijn Engelsen en wij hebben van onze gewijde geestelijkheid verscheidene dingen gehoord die wij hebben geloofd; maar wanneer wij met anderen spraken, die zich ook hervormden noemden en met anderen die zich rooms-katholieken noemden, en verder met sekte-aanhangers, schenen zij ons allen geleerd toe, en toch stemde in vele dingen de een niet met de ander overeen, en toch zeiden allen, gelooft ons, en anderen, wij zijn dienaren van God, en wij weten het.

Maar omdat wij weten, dat niet wie ook de Goddelijke Ware dingen, die van het geloof worden genoemd en van de Kerk zijn, heeft op grond van geboorte, noch vanuit overerving, maar vanuit de hemel uit God, en omdat die dingen de weg wijzen naar de hemel, en het leven binnentreden tezamen met het goede van de naastenliefde en zo leiden tot het eeuwige leven, zijn wij angstig geworden en hebben wij op de knieën tot God gebeden.

Toen antwoordden de engelen:

‘Leest het Woord en gelooft in de Heer, en u zult de ware dingen zien die van uw geloof en leven zullen zijn; allen in de christelijke wereld putten vanuit het Woord als vanuit de enige bron hun leerstellige dingen; maar twee uit de groep zeiden:

‘Wij hebben het gelezen, maar hebben het niet verstaan’.

De engelen antwoordden:

‘U bent niet tot de Heer gegaan en ook hebt u zich bevestigd in valse dingen’, en verder zeiden de engelen:

‘Wat is het geloof zonder licht en wat denken zonder verstaan; dit is niet menselijk; de raven en de eksters kunnen ook leren spreken, maar zonder verstand; wij kunnen u verzekeren dat ieder mens wiens ziel daarnaar verlangt, de ware dingen van het Woord in het licht kan zien; er is niet één dier dat niet het voedsel van zijn leven weet wanneer hij dit ziet en de mens is een redelijk en geestelijk dier.

Hij ziet de spijs van zijn leven, niet zozeer die van zijn lichaam, maar die van de ziel, wat het ware van het geloof is, indien hij daarnaar hongert en hij haar vraagt van de Heer; al wat ook niet met het verstand wordt opgenomen, blijft niet in het geheugen hangen wat de zaak betreft, maar alleen ten aanzien van de woorden; daarom hebben wij, toen wij vanuit de hemel in de wereld neerschouwden, niet wat ook gezien, maar hebben slechts klanken gehoord, merendeels wanklanken.

Maar wij zullen enige dingen opsommen die de geleerden onder de geestelijkheid verwijderd hebben van het verstand, omdat zij niet weten dat er twee wegen naar het verstand zijn, de ene vanuit de wereld en de andere vanuit de hemel, en dat de Heer het verstand aan de wereld onttrekt wanneer Hij het verlicht; maar wanneer het verstand wordt gesloten vanuit godsdienstige overwegingen, dan wordt daarvoor de weg vanuit de hemel gesloten, en dan ziet de mens niet méér in het Woord dan een blinde.

Wij hebben verscheidenen met die overwegingen in kuilen zien vallen waaruit zij niet zijn opgestaan.

Ter toelichting moeten hier enige voorbeelden volgen: Kunt u niet verstaan wat de naastenliefde en wat het geloof is? Dat de naastenliefde is: goed met de naaste handelen, en dat het geloof is: goed over God en de wezenlijke dingen van de Kerk denken, en vandaar dat wie goed handelt en goed denkt, dat wil zeggen, wie goed leeft en goed gelooft, wordt gezaligd’; op deze dingen zeiden zij dat zij het verstonden.

Verder zeiden de engelen:

‘Verstaat u niet dat boete moet worden gedaan voor de zonden, opdat de mens gezaligd kan worden, en dat de mens indien hij geen boete doet in de zonden blijft waarin hij geboren is; en dat boete doen is: de boze dingen niet willen omdat die tegen God zijn; en zich eenmaal of tweemaal per jaar onderzoeken, zijn boze dingen zien, ze vóór de Heer belijden, om hulp smeken, daarvan aflaten en een nieuw leven ingaan; en voor zoveel als hij dit doet en gelooft in de Heer, worden de zonden van hem vergeven’.

Toen zeiden enigen uit het gezelschap:

‘Wij verstaan deze dingen en vandaar ook wat de vergeving van de zonden is’; en toen vroegen zij de engelen om hen nog meer in te lichten, en wel nu over God, over de onsterfelijkheid van de ziel, over de wederverwekking en over de doop.

De engelen antwoordden hierop:

‘Wij zullen niet wat ook zeggen dan alleen dat wat u verstaat; anders valt ons spreken evenals regen in het zand en in de zaden daar, die, hoezeer ook vanuit de hemel besproeid, niettemin verdorren en vergaan’.

Zij zeiden over God:

‘Allen die in de hemel komen ontvangen daar een plaats en vandaar de eeuwige vreugde volgens hun idee van God, omdat deze idee universeel regeert in alle dingen van de eredienst: de idee van een onzichtbare God wordt niet bepaald tot iemand en vindt ook geen grens in iemand en daarom houdt zij op en vergaat.

De idee over God als Geest, wanneer men gelooft dat de geest is zoals ether of een windvlaag, is een leeg idee; maar de idee over God als Mens is de juiste idee; God is immers de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid, met alle hoedanigheden ervan; en het subject van deze is de mens en niet ether of lucht.

De idee van God in de hemel is de idee van de Heer; Hijzelf is de God van de hemel en van de aarde, zoals Hijzelf heeft geleerd; laat uw idee van God eender zijn aan de onze en wij zullen samen verbonden worden’; toen zij dit zeiden, blonken hun aangezichten.

Over de onsterfelijkheid van de ziel zeiden zij:

‘De mens leeft tot in het eeuwige, omdat hij met God verbonden kan worden door de liefde en het geloof; dit geldt voor eenieder. Dat dit vermogen de onsterfelijkheid van de ziel maakt, kunt u verstaan indien u enigszins dieper daarover nadenkt’.

Over de wederverwekking:

‘Wie ziet niet dat elk mens de vrijheid heeft om over God te denken of om niet over Hem te denken, als hij slechts is onderricht dat God is; zo heeft eenieder de vrijheid evenzeer in de geestelijke als in de burgerlijke en de zedelijke dingen. De Heer geeft dit aanhoudend aan allen, en daarom wordt de mens schuldig indien hij niet denkt.

De mens is immers mens juist daarom dat hij dit kan, maar het beest is beest daarom dat het dit niet kan; en daarom kan de mens zich hervormen en wederverwekken zoals uit zichzelf, als hij slechts van harte erkent dat het uit de Heer is; ieder die boete doet en gelooft in de Heer, wordt hervormd en wederverwekt; beide dingen moet de mens doen zoals uit zichzelf, maar ‘zoals uit zichzelf’, is uit de Heer.

Het is waar dat de mens hierbij niet wat ook kan bijdragen, niet het minste; evenwel bent u niet geschapen als standbeelden, maar u bent geschapen als mensen, opdat u dit doet uit de Heer, zoals uit uzelf; dit is het enige wederkerige van de liefde en van het geloof, dat de Heer alleszins wil dat het aan Hem door de mens gedaan wordt; in één woord: doet dit uit uzelf en gelooft dat het uit de Heer is; dan doet u het zoals uit uzelf’.

Maar toen vroegen de Engelsen, of het doen zoals uit zichzelf de mens is ingelegd vanuit de schepping.

De engel antwoordde:

‘Het is niet ingelegd, omdat doen uit Zich, van God alleen is, maar het wordt aanhoudend gegeven, dat wil zeggen, aanhoudend toegevoegd, en voor zoveel de mens dan het goede doet en het ware gelooft zoals uit zich, is hij een engel van de hemel; maar voor zoveel hij het boze doet en vandaar het valse gelooft, wat ook is zoals uit zich, is hij een engel van de hel.

Dat dit ook is zoals uit zich, verwondert u, maar toch kunt u dit zien, wanneer u bidt dat u van de duivel bewaard mag worden opdat hij u niet zal verleiden, niet in u zal binnentreden zoals in Judas, u met alle ongerechtigheid zal vervullen en zowel ziel als lichaam zal vernietigen; maar ieder wordt schuldig die gelooft dat hij handelt uit zich, hetzij het het goede is, hetzij het boze; maar niet schuldig wordt hij die gelooft dat hij handelt zoals uit zich’.

Over de doop zeiden zij dat dit een geestelijke wassing is en de hervorming en de wederverwekking, en dat het kleine kind hervormd en wederverwekt wordt wanneer het, als het volwassen is geworden, die dingen doet die de peten voor hem hebben beloofd, namelijk twee dingen: de boetedoening en het geloof in God; want ten eerste beloven zij dat hij af zal zien van de duivel en van al diens werken en ten tweede dat hij in God zal geloven.

Alle kleine kinderen in de hemel worden in die twee dingen ingewijd, maar voor hen is de duivel de hel en is God de Heer; bovendien is de doop een teken voor de engelen dat de mens van de Kerk is.

Na deze dingen te hebben gehoord zeiden degenen vanuit de groep:

‘Deze dingen verstaan wij’; maar van de zijkant werd een stem gehoord die riep:

‘Wij verstaan het niet’, en een andere stem:

‘Wij willen het niet verstaan’.

Er werd nagegaan van wie die stemmen waren en het werd ontdekt dat deze kwamen van hen die zich in de valse dingen van het geloof hadden bevestigd en voor orakels gehouden wilden worden en zo aanbeden hadden willen worden.

De engelen zeiden:

‘Verwondert u niet, zodanig zijn er heden ten dage zeer velen; zij verschijnen aan ons vanuit de hemel zoals gesneden beelden, met zo’n kunst gemaakt dat zij de lippen kunnen bewegen en geluid geven zoals orgels; en zij weten niet of de adem van waaruit zij geluid geven, vanuit de hel is dan wel vanuit de hemel, omdat zij niet weten of het vals is dan wel waar; zij redeneren en redeneren en bevestigen almaar door, en zien ook niet van wat ook of iets zo is; maar weet, dat het menselijk vernuft al wat het maar wil kan bevestigen totdat het schijnt of iets zo is, en daarom kunnen ketters en goddelozen, ja zelfs de atheïsten bevestigen dat God niet is, maar alleen de natuur’.

Na deze dingen zei die groep Engelsen, aangestoken met een verlangen van wijs zijn, tot de engelen:

‘Er worden zoveel verschillende dingen over het Gewijde Avondmaal gesproken; zegt ons wat de waarheid is’; de engelen zeiden dat de waarheid is dat de mens die tot God schouwt en boete doet, door dat heiligste met de Heer verbonden en in de hemel wordt binnengeleid.

Maar enkelen uit de groep zeiden dat dit een mysterie is en de engelen antwoorden hierop:

‘Het is zeker een mysterie, maar toch zodanig dat het begrepen kan worden: het brood en de wijn maken dit niet, niet enig heilige is daarin, maar het stoffelijke brood en het hemelse Brood, en de stoffelijke wijn en de hemelse Wijn stemmen wederzijds met elkaar overeen; en het hemelse Brood is het Heilige van de Liefde en de hemelse Wijn is het Heilige van het Geloof, beide uit de Heer, en beide de Heer; vandaar de verbinding van de Heer met de mens en van de mens met de Heer, niet met het brood en de wijn, maar met de liefde en het geloof van de mens die boete heeft gedaan; en de verbinding met de Heer is eveneens de binnenleiding in de hemel’.

Nadat de engelen hun iets hadden geleerd over de overeenstemming en de uitwerking ervan, zeiden enkelen uit de groep:

‘Nu verstaan wij het voor het eerst’, en toen zij dit zeiden verbond een vlam die vanuit de hemel met licht neerdaalde, hen met de engelen en hadden zij elkaar wederzijds lief.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl