Van Swedenborgs Werken

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #248

Bestudeer deze passage

  
/ 325  
  

Tot nu toe bevat deze vertaling passages tot en met #325. Er wordt waarschijnlijk nog aan gewerkt. Als je op de pijl naar links drukt, vind je het laatste nummer dat vertaald is.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #8562

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

8562. En er was geen water om te drinken voor het volk; dat dit het ontbreken van het ware en vandaar van de verkwikking betekent, staat vast uit de betekenis van het water, namelijk het ware van het geloof, nrs. 2702, 3058, 3424, 4976, 5668; en uit de betekenis van drinken, namelijk onderricht worden in de waarheden van het geloof en die opnemen, nrs. 3069, 3772, 4017, 4018, hier verkwikt worden, want zoals water en drank het natuurlijk leven verkwikken, zo verkwikken de waarheden en de erkentenissen van het ware het geestelijk leven; want degene die in het geestelijk leven is, verlangt naar de instandhouding ervan door zulke dingen die hemelse spijzen en dranken worden genoemd, te weten de goedheden en waarheden van het geloof, evenzeer als hij die in het natuurlijke leven is, verlangt naar de instandhouding door zulke zaken die de natuurlijke spijzen en dranken zijn.

Dat nu wordt gehandeld over de verzoeking ten aanzien van het ware, komt omdat vlak tevoren is gehandeld over de verzoeking ten aanzien van het goede, waarna zij het manna ontvingen, waarmee het goede wordt aangeduid; wanneer de mens immers met het goede wordt begiftigd door de Heer, dan komt hij in het verlangen van het ware en dit verlangen ontbrandt naar gelang van het ontbreken ervan; het goede immers heeft bij voortduur verlangen naar het ware; elke echte aandoening van het ware is uit het goede; het is daarmee gesteld zoals met spijs, namelijk dat deze zonder drank niet tot voeding van het natuurlijk leven kan strekken en eveneens dat de spijs naar drank verlangt, waarmee zij wordt verbonden, opdat zij het nut van dienst is.

Dit nu is de oorzaak, waarom de verzoeking ten aanzien van het ware onmiddellijk volgt op de verzoeking ten aanzien van het goede; de verzoeking valt datgene aan wat de mens liefheeft en verlangt, nrs. 4274, 4299.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3069

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3069. Dat de woorden ‘en ik zal drinken; het onderricht betekenen van het ware dat daaruit voortvloeit, blijkt uit de betekenis van drinken, namelijk onderricht worden. In het Woord wordt hier en daar van drinken gesproken en waar over goedheden en waarheden van het geloof wordt gehandeld, betekent het daarin onderwezen worden en ze ontvangen; zoals bij Jesaja:

‘De most zal treuren, de wijnstok kweelt, allen, die blijhartig waren, zullen zuchten; zij zullen geen wijn drinken met gezang; de sterke drank zal bitter zijn voor degenen die hem drinken’, (Jesaja 24:7, 9);

geen wijn met gezang drinken staat voor niet onderricht worden uit de aandoening van het ware en daarin geen genot vinden; de sterke drank bitter voor degenen, die hem drinken, voor de afkeer.

Bij dezelfde:

‘Het zal alzo zijn, gelijk wanneer een dorstige droomt en ziet, hij drinkt en hij ontwaakt, en ziet, hij is mat en zijn ziel is belust’, (Jesaja 29:8);

de dorstige staat voor degene, die verlangt onderricht te worden, de drinkende voor onderricht worden, maar in ijdele dingen.

Bij Jeremia:

‘Onze wateren hebben wij voor zilver gedronken, ons hout komt op prijs te staan’, (Klaagliederen 5:4);

wateren voor zilver drinken, staat voor niet voor niets onderricht worden en tevens het ware aan zichzelf toeschrijven. Dat het om niet gegeven wordt, dus dat het niet van zichzelf, maar van de Heer komt, staat als volgt bij Jesaja:

‘Alle gij dorstigen, komt tot de wateren en wie geen zilver heeft, komt, koopt’, (Jesaja 55:1);

en bij Johannes:

‘Jezus zei: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke; die in Mij gelooft, rivieren des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien’, (Johannes 7:37, 38) waar door drinken wordt aangeduid onderricht worden en ontvangen.

Bij Lukas:

‘Zij zullen zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken, en Gij hebt in onze straten geleerd; maar de Heer zegt: Ik ken u niet, van waar gij zijt; wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid’, (Lukas 13:26, 27);

waar eten en drinken in de tegenwoordigheid van de Heer staat voor het onderrichten en prediken van het goede en ware van het geloof uit de erkentenissen die uit het Woord zijn, wat wordt aangeduid door de woorden ‘Gij hebt in onze straten geleerd’; maar omdat zij het uit zichzelf deden, ter wille van eigen eer en gewin, dus uit geen aandoening van het goede en ware, zodat zij in erkentenissen van het ware, maar in een leven van het boze waren, wordt gezegd:

‘Ik ken u niet, van waar gij zijt; wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid’.

Bij dezelfde:

‘Jezus zei tot discipelen: Opdat gij eet en drinkt aan Mijn tafel in Mijn koninkrijk’, (Lukas 22:30);

en dat zij in het rijk van de Heer niet eten en drinken en dat daar geen tafel is, is voor iedereen duidelijk, dus dat door eten en drinken aan de tafel van de Heer in Zijn rijk iets anders wordt aangeduid, namelijk het genot van de innerlijke gewaarwording van het goede en ware; evenzo door wat de Heer zegt bij Mattheüs:

‘Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van deze vrucht des wijnstoks, tot op die dag, wanneer Ik met u dezelve weer zal drinken in het koninkrijk van Mijn Vader’, (Mattheüs 26:29, 29);

drinken staat voor het op levende wijze onderrichten in de waarheden en het geven van de innerlijke gewaarwording van het goede en ware. Dat ‘de Heer zei: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten of wat gij drinken zult, noch voor uw lichaam, waarmee gij u kleden zult’, (Mattheüs 6:25, 31; Lukas 12:29) is uitbeeldend voor geestelijke dingen, namelijk dat het al van het geloof ten aanzien van het goede en ware door de Heer gegeven wordt.

Bij Johannes:

‘Jezus zei tot de Samaritaanse vrouw: Eenieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten; maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven’, (Johannes 4:7-14);

drinken staat klaarblijkelijk voor onderricht worden in goedheden en waarheden en deze ontvangen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl