Van Swedenborgs Werken

 

Apocalyps Onthuld #874

Bestudeer deze passage

  
/ 962  
  

874. En indien iemand niet gevonden werd in het Boek des Levens geschreven, zo werd hij geworpen in de poel des vuurs, betekent dat zij die niet hadden geleefd volgens de geboden van de Heer in het Woord en niet hadden geloofd in de Heer, werden veroordeeld.

Dat met het Boek des Levens het Woord wordt aangeduid en met gericht worden vanuit dat Boek, wordt aangeduid volgens de ware dingen van het Woord gericht worden, zie de nrs. 256, 259, 303, 309, 317, 324, 330; en geen ander wordt in het Boek des Levens geschreven dan hij die heeft geleefd volgens de geboden van de Heer in het Woord en heeft geloofd in de Heer; daarom wordt dit verstaan: dat hij die niet leeft volgens de geboden van de Heer in het Woord, wordt veroordeeld, leert de Heer bij Johannes:

‘Indien iemand Mijn woorden gehoord en toch niet geloofd zal hebben, Ik oordeel hem niet; hij heeft wat hem oordeelt, het woord dat Ik gesproken heb, dat zal hem oordelen ten uitersten dage’, (Johannes 12:47, 48).

En dat wie niet in de Heer gelooft, wordt veroordeeld, ook bij Johannes:

‘Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven; wie echter de Zoon niet gelooft, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem’, (Johannes 3:36).

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Ware Christelijke Religie #385

Bestudeer deze passage

  
/ 853  
  

385. Hieraan zullen de volgende gedenkwaardigheden worden toegevoegd; de eerste: eens zei een engel tegen mij: ‘Als u helder wilt zien wat geloof en wat naastenliefde is, dus wat het van de naastenliefde gescheiden geloof, en wat het met de naastenliefde verbonden geloof, zo zal ik het u voor uw ogen tonen.’ Ik antwoordde hem dat ik dat graag wilde, waarop hij zei: ‘Denk in plaats van geloof en naastenliefde, licht en warmte en u zult het duidelijk zien. Het geloof is in zijn wezen de waarheid, die tot de wijsheid behoort, en de naastenliefde is in haar wezen de aandoening van de liefde. In de hemel is de waarheid van de wijsheid licht, en de aandoening van de liefde is in de hemel warmte. Het licht en de warmte waarin de engelen zijn, zijn in wezen niets anders. Hieruit kunt u helder zien, wat het van de naastenliefde gescheiden geloof is en wat het met de naastenliefde verbonden geloof is. Het van de naastenliefde gescheiden geloof is als het winterse licht, en het met de naastenliefde verbonden geloof is als het licht van de lente. Het winterse licht dat een van de warmte gescheiden licht is, ontbloot geheel en al de bomen van hun bladeren, omdat het met de koude verbonden is; het doodt het gras, verhardt de aarde en doet het water bevriezen. Maar het lentelicht dat een met de warmte verbonden licht is, doet de bomen groeien, eerst de bladeren dan de bloemen, en tenslotte de vruchten. Het opent de aarde en maakt die zacht, opdat het grassen, kruiden, bloemen en struiken kan voorbrengen. Het doet ook het ijs smelten, opdat de wateren uit hun bronnen vloeien. Geheel evenzo is het met het geloof en de naastenliefde gesteld. Het van de naastenliefde gescheiden geloof maakt alle dingen dood, en het met de naastenliefde verbonden geloof maakt alle dingen levend. Deze dood- en levendmaking kan men in onze geestelijke wereld op levende wijze zien, aangezien hier het geloof licht en de naastenliefde warmte is. Want daar waar het met de naastenliefde verbonden geloof is, daar zijn paradijselijke tuinen, bloembedden en grasvelden; liefelijk overeenkomstig de verbinding. Maar daar waar het van de naastenliefde gescheiden geloof is, daar is zelfs niet eens gras, en waar nog wel enig groen is, bestaat dit uit doornstruiken en distels.’ Enigen uit de geestelijkheid stonden niet ver van ons vandaan. De engel noemde hen rechtvaardigmakers en heiligmakers van mensen die het geloof-alleen aanhangen, en ook arcanisten of mysteriezoekers. We zeiden tegen hen dezelfde dingen als eerder genoemd, en toonden het aan totdat ze zagen dat het zo is. Toen we echter aan hen vroegen of het zo was, keerden ze zich af en zeiden: ‘We hebben het niet gehoord.’ We riepen hun nog toe: ‘Luister dan nog even’, maar toen hielden ze beide handen tegen de oren en schreeuwden: ‘We willen dit niet horen.’ Daarna sprak ik met de engel over het alleenstaande geloof en zei dat het mij door levende ondervinding te weten is gegeven, dat dit geloof is als het winterlicht. Ik vertelde toen dat gedurende enige jaren geesten van verschillend geloof bij mij langs waren gekomen, en dat telkens als diegenen naderden die het geloof van de naastenliefde hadden gescheiden, zo'n koude zich van mijn voeten meester maakte, en geleidelijk aan van mijn lendenen en tenslotte van mijn borst, dat ik nauwelijks iets anders wist dan dat alle levenskracht van mijn lichaam op het punt stond uitgeblust te worden. Dit zou ook gebeurd zijn, als de Heer deze geesten niet weggedreven had en mij daarvan bevrijd had. Daarbij kwam het mij wonderlijk voor dat deze geesten zelf niet enige koude in zich voelden, wat ze toegaven. Daarom vergeleek ik hen met vissen onder het ijs die evenmin enige koude voelen, daar hun leven en vandaar hun natuur in wezen koud zijn. Ik bemerkte toen dat deze kou uitstroomde van het valse licht van hun geloof, net zoals gebeurt uit moerassige en zwavelhoudende plaatsen in midwinter na zonsondergang. zo'n vals licht en koude zien voorbij trekkende reizigers meer dan eens. Ze kunnen ook vergeleken worden met uit louter ijs bestaande bergen, die losgescheurd van hun plaatsen in de noordelijke landen in de oceaan heen en weer gedreven worden. Ik heb daarover horen vertellen, dat bij hun nadering allen die op de schepen zijn, van koude sidderen. Daarom kunnen gezelschappen van diegenen die in het van de naastenliefde gescheiden geloof zijn, vergeleken worden met die bergen, en zo men wil, ook zo genoemd worden. Het is uit het Woord bekend, dat het geloof zonder de naastenliefde dood is; maar ik zal zeggen vanwaar die dood komt: die dood komt uit de koude voort en ten gevolge daarvan bezwijkt dit geloof. Het is net als bij een vogel in een strenge winter, die eerst sterft wat het gezichtsvermogen betreft en dan wat betreft het vermogen tot vliegen en tenslotte stopt de ademhaling, en dan valt hij voorover van zijn tak in de sneeuw en wordt daarin begraven.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.