9058. En wanneer een man zal geslagen hebben het oog van zijn dienstknecht; dat dit betekent indien de innerlijke mens zal gekwetst hebben het ware van het geloof in de uiterlijke mens, staat vast uit de betekenis van slaan, dus kwetsen, zoals eerder; uit de betekenis van de man, hier van de man uit de zonen Israëls, dus zij die van de Kerk zijn en vandaar in het geestelijk ware, dus het ware van het geloof, nr. 9034, dus de innerlijke mens, want het ware van het geloof is de innerlijke mens en maakt het leven dat zijn geestelijk leven wordt genoemd.

Er wordt gezegd de innerlijke mens, ter wille van de verhouding tot de uiterlijke, die wordt aangeduid met de dienstknecht; uit de betekenis van het oog, namelijk het innerlijk verstandelijke en vandaar het ware van het geloof, nr. 9051; en uit de betekenis van de dienstknecht, te weten het wetenschappelijk ware dat in de uiterlijke mens is, nrs. 1895, 2567, 3835, 3849, 8993, 8994, dus eveneens de uiterlijk of natuurlijke mens, nrs. 5305, 7998, 8974.

In de zin van de letter wordt gezegd man en dienstknecht en zo worden er twee verstaan, maar in de innerlijke zin, waarin de man de innerlijke mens is en de dienstknecht de uiterlijke, zijn zij één; de oorzaak ervan is dat in de innerlijke zin niet wordt gelet op personen maar op dingen, nrs. 5225, 5287, 5434, 8343, 8985, 9007.