De Bijbel

 

Genesis 1:20

Studie

       

20 En God zeide: Dat de wateren overvloediglijk voortbrengen een gewemel van levende zielen; en het gevogelte vliege boven de aarde, in het uitspansel des hemels!

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #246

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

246. Dat het beest en de wilde dieren van het veld neigingen betekenen, kan duidelijk zijn door wat eerder over het beest en het wilde dier van het veld gezegd werd, nr. 45 en 46; waaraan ik nog mag toevoegen, wat bij David staat:

‘Gij hebt de regen van goedertierenheid doen druipen, o God! Gij hebt Uw erfenis gesterkt, toen zij mat was geworden; uw wild gedierte zal daarin wonen’, (Psalm 68:10, 11);

waar ook wild gedierte voor de neiging van het goede staat, daar het in de erfenis van God zal wonen. Dat het hier, zoals in Genesis 2:19 en 20, beest en wild gedierte van het veld betekent, daarentegen beest en wild gedierte van de aarde in Genesis 1:24 en 25; vindt hierin zijn oorzaak, dat gehandeld wordt over de Kerk of de wedergeboren mens, terwijl er in het eerste hoofdstuk sprake is van dat wat nog geen Kerk is of van de mens die wedergeboren moet worden, want veld is een woord dat betrekking heeft op de Kerk of op de wedergeborene.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl