Goddelijke Voorzienigheid #150

വഴി ഇമ്മാനുവൽ സ്വീഡൻബർഗ്

ഈ ഭാഗം പഠിക്കുക

  
/ 340  
  

150. 6. De uitwendige mens moet hervormd worden door de innerlijke en niet omgekeerd.

Onder de innerlijke en de uitwendige mens wordt hetzelfde verstaan als onder het innerlijke en het uitwendige van het denken, waarover meermalen eerder. Dat het uitwendige hervormd wordt door het innerlijke, is omdat het innerlijke in het uitwendige invloeit en niet omgekeerd. Dat er een geestelijke invloed in het natuurlijke is en niet omgekeerd, is in de geleerde wereld bekend. Dat de innerlijke mens eerst gezuiverd en vernieuwd moet worden en daarop de uitwendige, is in de Kerk bekend. Dat het bekend is, is omdat de Heer en de rede het voorschrijft. De Heer leert dit met deze woorden: ‘Wee u, gij geveinsden, want gij reinigt het uiterlijk van de drinkbeker en van de schotel, maar de innerlijke dingen zijn vol roof en onmatigheid; gij blinde farizeeër, reinig eerst het innerlijke van de drinkbeker en van de schotel, opdat ook het uiterlijk rein zal worden’, (Mattheüs 23:25, 26). Dat de rede het voorschrijft, werd met vele dingen in de verhandeling ‘over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid’ getoond. Hetgeen immers de Heer leert, geeft Hij ook de mens met de rede te doorvatten en dit op tweeërlei wijze: de ene, dat hij ziet in zich dat het zo is zodra hij het hoort; de tweede, dat hij het door redenen verstaat. Zien in zich is in zijn innerlijke mens en verstaan door redenen is in de uitwendige mens. Wie ziet niet in zich wanneer hij hoort dat de innerlijke mens eerst gezuiverd moet worden en daardoor de uitwendige; maar wie hier niet een algemeen idee over heeft door de invloed vanuit de hemel, kan ijlen wanneer hij het uitwendige van zijn denken raadpleegt. Vanuit dit alleen ziet niemand iets anders dan dat de uitwendige werken, die van de naastenliefde en van de vroomheid zijn, zonder de innerlijke, zaligen. Evenzo in de andere dingen, zoals dat het gezicht en het gehoor invloeien in het denken en de geur en de smaak in de doorvatting, en zo dus het uitwendige in het innerlijke, terwijl toch het tegendeel waar is. Dat de geziene en gehoorde dingen in het denken schijnen in te vloeien, is een begoocheling, want het verstand ziet in het oog en hoort in het oor, en niet omgekeerd; evenzo in de overige dingen.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl