სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6057

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 10837  
  

6057. Voordat iets kan worden meegedeeld over de invloeiing en over de werking van de ziel in het lichaam, moet men terdege weten dat de innerlijke mens is gevormd naar het beeld van de hemel en de uiterlijke mens naar het beeld van de wereld en wel dermate dat de innerlijke mens een hemel in kleinste vorm is en de uiterlijke mens een wereld in kleinste vorm, dus een microkosmos. Dat de uiterlijke mens een beeld van de wereld is, kan vaststaan uit de uiterlijke zinnen of de zinnen van het lichaam; het oor immers is gevormd naar de gehele natuur van de aanpassing van de lucht; de longen naar de gehele natuur van de druk ervan; zoals ook de omvang van het lichaam dat door de rondom werkende druk van de lucht in zijn vorm wordt gehouden; het oog is gevormd naar de gehele natuur van de ether en van het licht; de tong naar de zin voor de opgeloste en vloeiende delen in vochten en tegelijk met de long, de luchtpijp, het strottenhoofd, de stemspleet, de kaken en de lippen tot de macht om op passende wijze de lucht aan te passen, vanwaar de gearticuleerde geluiden of woorden komen en de harmonische klanken; de neusvleugels zijn gevormd naar de zin voor de in de atmosfeer vloeiende delen; de tast, die rondom het gehele lichaam is, naar de zin voor de veranderingen van de staat in de lucht, namelijk naar de zin van de koude en warmte ervan en tevens naar de zin van vochten en naar de zin voor het gewicht van objecten. De innerlijke ingewanden, waar de luchtatmosfeer niet kan binnengaan, worden in samenhang en vorm gehouden door een subtielere lucht, die ether wordt genoemd; gezwegen nog daarvan dat alle verborgenheden van de innerlijke natuur aan de uiterlijke mens zijn ingegrift en aan hem vastgehecht, zoals alle mechanische, fyieke, chemische en alle optische hoedanigheden; hieruit kan vaststaan dat de gehele natuur heeft bijgedragen tot de samenvorming van het uitwendige van de mens; vandaar komt het dat de Ouden de mens een microkosmos hebben genoemd. Zoals nu de uiterlijke mens is gevormd tot het beeld van alle dingen van de wereld, zo is de innerlijke mens gevormd tot het beeld van alle dingen van de hemel, dat wil zeggen, tot het beeld van de hemelse en de geestelijke dingen die voortgaan uit de Heer, uit welke dingen en in welke dingen de hemel is; de hemelse dingen daar zijn alle dingen die van de liefde tot de Heer en van de liefde jegens de naaste zijn en de geestelijke dingen daar zijn alle dingen van het geloof; deze dingen zijn in zich van zo’n omvang en hoedanigheid, dat de taal nooit nog niet één deel van de myriaden van myriaden ervan kan uitspreken; dat de innerlijke mens naar het beeld van al die dingen is gevormd, vertoont zich duidelijk zichtbaar in de engelen, die wanneer zij voor het innerlijk gezicht verschijnen, zoals zij voor het mijne verschenen zijn, alleen al ten gevolge van hun tegenwoordigheid de binnenste dingen aandoen, want de liefde tot de Heer en de liefde jegens de naaste golven van hen uit en dringen door en de dingen die daaruit zijn, blinken uit hen op en doen aan; daaruit en uit andere bewijzen bleek dat de innerlijke mens, omdat hij geschapen is om een engel te zijn, een hemel in kleinste vorm is. Hieruit kan nu vaststaan dat in de mens de geestelijke wereld is verbonden met de natuurlijke wereld, dus dat bij hem de geestelijke wereld zo op een levende wijze invloeit in de natuurlijke wereld, dat hij dit kan bemerken indien hij er slechts aandacht aan schenkt; daaruit blijkt ook wat het verkeer van de ziel met het lichaam is, namelijk dat het eigenlijk de vergemeenschapping is van de geestelijke dingen die van de hemel zijn, met de natuurlijke dingen die van de wereld zijn en dat die vergemeenschapping plaatsvindt door invloeiing en dat die zich gedraagt volgens de verbinding. Deze vergemeenschapping, die plaatsvindt door invloeiing volgens de verbinding, is heden ten dage onbekend; de oorzaak hiervan is dat alle en de afzonderlijke dingen aan de natuur worden toegekend en men niets weet ten aanzien van het geestelijke, dat heden ten dage zozeer terzijde is gesteld, dat het, wanneer men daarover denkt, als niets verschijnt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Apocalyps Onthuld # 366

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 962  
  

366. Staande vóór de troon en vóór het Lam, betekent horende de Heer en doende de dingen die Hij gebiedt.

Met ‘staan vóór God’ wordt aangeduid: horen en doen de dingen die Hij gebiedt, zoals hij die staat vóór een koning; dit wordt ook elders in het Woord met staan vóór God aangeduid, zoals:

‘De engel zei tot Zacharias: Ik ben Gabriël, staande vóór God’, (Lukas 1:19).

‘Niet zal worden afgesneden de man staande vóór Mij al de dagen’, (Jeremia 35:19).

‘Dezen zijn de twee zonen der olie, staande vóór de Heer der ganse aarde’, (Zacharia 4:4).

‘Hij scheidde de stam van Levi af om te staan vóór Jehovah’, (Deuteronomium 10:8) en elders.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl