სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4300

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer # 249

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 325  
  

249. Hoofdstuk 20. Over de Gewijde Schrift of het Woord.

De mens kan zonder onthulling vanuit het goddelijke, niets weten over het eeuwige leven, zelfs niet iets aangaande God, en nog minder aangaande de liefde en het geloof in Hem. Want de mens wordt geboren in louter onwetendheid, en daarna zal hij vanuit de wereldlijke dingen alles leren en zijn verstand vormen. Ook wordt hij vanwege overerving geboren in elk boze, hetgeen is vanuit de eigenliefde en de wereldliefde, en de verkwikkelijke dingen daaruit regeren voortdurend en suggereren dingen die lijnrecht indruisen tegen het goddelijke. Vandaar nu is het dat de mens niets over het eeuwige leven weet, en derhalve moet er noodzakelijk een onthulling zijn, waaruit hij het mag weten.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9400

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 10837  
  

9400. En hij zei: Zie, het bloed des verbonds; dat dit betekent, daardoor de verbinding van de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke met de hemel en met de aarde, staat vast uit de betekenis van het bloed, namelijk het Goddelijk Ware dat voortgaat uit het Goddelijk Menselijke van de Heer, nrs. 9393, 9399; en uit de betekenis van het verbond, dus de verbinding, nr. 9396.

Dat het de verbinding is met de hemel en de aarde, komt omdat het Goddelijk Ware voortgaat uit het Goddelijk Menselijke van de Heer, door de hemelen heen tot aan de mens gaat en onderweg wordt aangepast aan iedere hemel en tenslotte aan de mens zelf; het Goddelijk Ware op onze aarde is het Woord, nrs. 9350-9362, dat zodanig is, dat het ten aanzien van alle en de afzonderlijke dingen een innerlijke zin heeft, die voor de hemelen is en tenslotte een uiterlijke zin, die de letterlijke zin is, die voor de mens is; daaruit blijkt dat er door het Woord verbinding is van de Heer met de hemelen en met de wereld, nrs. 2143, 7153, 7381, 8920, 9094, 9212, 9216, 9357, 9396.

Daaruit kan met zekerheid worden geconcludeerd, dat er zonder het Woord op deze aarde geen verbinding van de hemel, dus geen verbinding van de Heer, met de mens zou zijn; en dat indien er geen verbinding was, het menselijk geslacht op deze aarde geheel en al te gronde zou gaan; want dat wat het innerlijk leven van de mens maakt, is de invloeiing van het Goddelijk Ware uit de Heer.

Dat immers is het licht zelf dat het innerlijk gezicht van de mens verlicht, dat wil zeggen, zijn verstand en het is de hemelse warmte, die in dat licht is, namelijk de liefde, die het wilsdeel van de innerlijke mens aansteekt en levend maakt; en daarom zou het innerlijke van de mens koud en blind worden zonder die warmte en dat licht en zou sterven, niet anders dan het uitwendige van de mens, indien dit zonder de warmte van de zon en zonder het licht ervan, zou zijn.

Maar dit zal als een paradox voor hen verschijnen, die niet geloven dat het Woord zodanig is, ook aan hen die geloven dat aan de mens het leven in is als van hemzelf en niet bij voortduur door de hemel uit de Heer invloeit.

Dat het leven van de mens niet in hemzelf is, maar dat het uit de Heer invloeit, zie de nrs. 4249, 4882, 5147, 5150, 5986, 6053-6058, 6189-6215, 6307-6327, 6466-6495, 6598-6626, 6982, 6985, 6996, 7055, 7056, 7058, 7147, 7270, 7343, 8685, 8701, 8717, 8728, 9110, 9111, 9223, 9276; en dat de Kerk van de Heer, over het gehele wereldrond verspreid, vóór de Heer is, zoals één mens, nr. 9276, eender als de hemel, die vandaar de Grootste Mens wordt genoemd en dat de Kerk, waar het Woord is, is zoals het hart en de long in die Mens en dat allen buiten de Kerk daaruit leven, zoals de leden, de ingewanden en de overige organen van het lichaam uit het hart en de long, nrs. 2054, 2853, 7396.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl