სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4298

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 10837  
  

4298. En Jakob noemde de naam van de plaats Peniël; dat dit de staat van de verzoekingen betekent, staat vast uit de samenhang; oudtijds werden aan plaatsen waar iets bijzonders voorviel, namen gegeven en deze namen waren tekenend voor de zaak die daar voorviel en voor de staat ervan, nrs. 340, 2643, 3422; aan deze plaats werd een naam gegeven die de staat van de verzoekingen betekende, want de staat van de verzoekingen wordt hier beschreven door de worsteling en het kampen van Jakob; Peniël betekent in de oorspronkelijke taal ‘de aangezichten van God’ ; dat ‘de aangezichten van God’ zien, wil zeggen, de zwaarste verzoekingen doorstaan, zal in wat volgt worden ontvouwd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer # 249

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 325  
  

249. Hoofdstuk 20. Over de Gewijde Schrift of het Woord.

De mens kan zonder onthulling vanuit het goddelijke, niets weten over het eeuwige leven, zelfs niet iets aangaande God, en nog minder aangaande de liefde en het geloof in Hem. Want de mens wordt geboren in louter onwetendheid, en daarna zal hij vanuit de wereldlijke dingen alles leren en zijn verstand vormen. Ook wordt hij vanwege overerving geboren in elk boze, hetgeen is vanuit de eigenliefde en de wereldliefde, en de verkwikkelijke dingen daaruit regeren voortdurend en suggereren dingen die lijnrecht indruisen tegen het goddelijke. Vandaar nu is het dat de mens niets over het eeuwige leven weet, en derhalve moet er noodzakelijk een onthulling zijn, waaruit hij het mag weten.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

ბიბლია

 

Genesis 49:8-12

Სწავლა

      

8 "Judah, your brothers will praise you. Your hand will be on the neck of your enemies. Your father's sons will bow down before you.

9 Judah is a lion's cub. From the prey, my son, you have gone up. He stooped down, he crouched as a lion, as a lioness. Who will rouse him up?

10 The scepter will not depart from Judah, nor the ruler's staff from between his feet, until he comes to whom it belongs. To him will the obedience of the peoples be.

11 Binding his foal to the vine, his donkey's colt to the choice vine; he has washed his garments in wine, his robes in the blood of grapes.

12 His eyes will be red with wine, his teeth white with milk.