Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4985

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4985. En Jozef was schoon van vorm; dat dit het goede van het leven daaruit betekent, en schoon van aanzien, dat dit het ware van het geloof daaruit betekent, staat vast uit de betekenis van schoon van vorm en schoon van aanzien; de vorm immers is het wezen van de zaak, het aanzien echter is het bestaan daaruit; en omdat het goede het wezen zelf is en het ware het bestaan daaruit, wordt met schoon van vorm het goede van het leven aangeduid en met schoon van aanzien het ware van het geloof; want het goede van het leven is het ‘Zijn’ zelf van de mens, omdat het van zijn wil is en het ware van het geloof is het ‘Bestaan’ daaruit, omdat dit van het verstand is; alles immers wat van het verstand is, ontstaat vanuit de wil; het Zijn van het leven van de mens is in zijn willen en het Bestaan van zijn leven is in zijn verstaan; het verstand van de mens is niets anders dan de wil die zich ontplooit en zo gevormd dat hij zal verschijnen als hij van aanzien is. Daaruit blijkt vanwaar de schoonheid, namelijk die van de innerlijke mens is, namelijk dat zij is vanuit het goede van de wil door het ware van het geloof; het ware zelf van het geloof vertoont de schoonheid in de uiterlijke vorm, maar het goede van de wil boezemt haar in en vormt haar. Vandaar komt het dat de hemelse engelen van onuitsprekelijke schoonheid zijn; zij zijn immers als het ware liefden en naastenliefden in vorm en daarom doen zij de binnenste dingen aan, wanneer zij in hun schoonheid verschijnen; bij hen blinkt het goede van de liefde uit de Heer op door het ware van het geloof en doet aan terwijl het doordringt. Daaruit kan vaststaan wat in de innerlijke zin met schoon van vorm en schoon van aanzien wordt aangeduid, zoals eveneens in nr. 3821.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 276

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

276. Uit de betekenis van het brood kan het duidelijk zijn, dat brood eten in grote moeite.afkerig zijn van dat wat hemels is. Onder brood wordt verstaan al het geestelijke en hemelse, hetgeen voedsel van de engelen is, zonder welke de engelen evenmin zouden kunnen leven als de mens wanneer hem het brood of de spijs werden onthouden. Het hemelse en het geestelijke in de hemel stemmen ook overeen met het brood op aarde, en zij worden dan ook door het brood uitgebeeld, zoals uit vele plaatsen in het Woord blijkt. Dat de Heer ‘het Brood is’, omdat al het geestelijke en hemelse van Hem komt, leert Hij Zelf bij Johannes:

‘Dit is het Brood, dat uit de hemel nedergedaald is; niet gelijk de vaderen gegeten hebben en gestorven zijn; wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven’, (Johannes 6:58). Daarom ook zijn brood en wijn symbolen in het Heilig Avondmaal. Dit hemelse wordt ook uitgebeeld door het manna. Dat het hemelse en geestelijke de spijs van de engelen is, blijkt uit het Woord van de Heer:

‘Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat’, (Mattheus 4:4), dat wil zeggen: uit het leven van de Heer, waaruit al het hemelse en geestelijke komt. Het laatste nageslacht van de Oudste Kerk, dat onmiddellijk aan de vloed vooraf ging, en waarover hier gehandeld wordt, was dermate verdorven en ondergedompeld in het zinnelijke en lichamelijke, dat zij niet wilden horen wat de waarheid van het geloof was, wat de Heer was, noch dat Hij komen zou en hen zalig maken. En wanneer die dingen werden genoemd, werden zij met afkeer vervuld. Deze afkeer nu wordt beschreven door brood eten met grote moeite; zoals de Joden, omdat zij van dien aard waren, dat zij het hemelse niet erkenden en geen andere dan de wereldse Messias wilden, niet anders konden dan walgen van het manna, omdat het een uitbeelding voor de Heer was, en het een slecht brood noemen, waarom er dan ook slangen onder hen gezonden werden, (Numeri 21:5, 6). Bovendien werd het hemelse, dat zij in angst, in ellende, met tranen genoten, hun een brood van de angst, een brood van ellende, een brood van tranen genoemd. Waar zij zich met afkeer van bedienden, betekent hier brood van grote moeite.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl