Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 371

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

371. De Oudsten duidden met het spreken van Jehovah de innerlijke gewaarwording aan, want zij wisten, dat de Heer hun de innerlijke gewaarwording gaf; deze gewaarwording kon alleen bestaan zolang als de liefde de hoofdzaak was; zodra de liefde tot de Heer en bijgevolg de liefde jegens de naasten ophield, ging de innerlijke gewaarwording te gronde; en er bleef zoveel gewaarwording over als er liefde restte. Dit innerlijke gevoel was de Oudste Kerk eigen, maar nadat het geloof van de liefde was gescheiden, zoals bij degenen die na de vloed, en de naastenliefde door het geloof werd gegeven, volgde het geweten, dat eveneens een innerlijke stem laat horen, maar op een andere wijze, waarover, door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, meer in hetgeen volgt. Wanneer het geweten spreekt, wordt in het Woord evenzo gezegd, dat de Heer spreekt, omdat het geweten zich vormt uit de aan het Woord ontleende openbaringen en erkentenissen, en wanneer het Woord spreekt of een innerlijke stem laat horen, is het de Heer Die spreekt. Daarom is het, zelfs heden nog, hoogst gebruikelijk om te zeggen dat de Heer spreekt, wanneer het handelt over een zaak van het geweten of van het geloof.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1441

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1441. Dat deze dingen door Sichem wordt aangeduid, kan ook hieruit blijken, dat Sichem als het ware de eerste halte in het land Kanaän is, wanneer men van Syrië of van Haran komt; en omdat door het land Kanaän de dingen van de hemelse liefde worden aangeduid, volgt hieruit, dat Sichem het eerste verschijnen van de hemelse dingen betekent. Toen Jakob uit Haran in het land Kanaän terugkeerde, kwam hij op dezelfde wijze in Sichem, zoals uit het volgende kan blijken:

‘Jakob reisde naar Sukkoth en bouwde een huis voor zich, en maakte tenten voor zijn vee; daarom noemde hij de naam van de plaats Sukkoth; en Jakob kwam tot Salem, de stad van Sichem, welke is in het land Kanaän, als hij kwam van Paddan-Aram, en hij legerde zich voor de stad; en hij richtte daar een altaar op’, (Genesis 33:17, 18, 19, 20);

waar door Sichem eveneens het eerste verschijnen van het licht wordt aangeduid.

Bij David:

‘God heeft gesproken in Zijn heiligheid; ik zal mij verheugen; en zal Sichem delen, en het dal Sukkoth zal ik afmeten; Gilead is Mijn, Menasseh is Mijn, en Efraïm, de sterkte van mijn hoofd, Jehudah, mijn wetgever, Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen; over Filistea zal ik juichen’, (Psalm 60:8, 9, 10);

waar door Sichem ook iets dergelijks wordt aangeduid. Dat de namen niets anders dan dingen aanduiden, dus ook Sichem, kan uit deze profetie van David duidelijk blijken, want anders zou het niet veel meer dan een opeenstapeling van namen zijn. Dat Sichem een stad van toevlucht werd, (Jozua 20:7);

en ook een stad van priesters, (Jozua 21:21);

en dat daar een verbond werd gemaakt, (Jozua 24:1, 25);

sluit ook iets dergelijks in.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl