Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3200

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3200. In deze beide verzen wordt de staat van het redelijk goede beschreven, wanneer het in de verwachting van het ware is, dat daarmee verbonden moet worden als een bruid met een echtgenoot. In de twee onmiddellijk erna volgende verzen, wordt de staat van het ware beschreven, wanneer het nabij is en het goede waarneemt, waarmee het verbonden moet worden. Maar men moet weten, dat deze staten niet in één keer ontstonden, maar voortdurend, het gehele leven van de Heer in de wereld door, totdat Hij verheerlijkt was.

Bij de wederverwekten is het evenzo gesteld, want zij worden niet opeens, in één keer wederverwekt, maar voortdurend, het gehele leven door, ook in het andere leven; want de mens kan nooit volmaakt worden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3323

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3323. Vers 31, 32, 33. En Jakob zei: Verkoop mij als heden uw eerstgeboorte. En Ezau zei: Zie, ik ga sterven en waartoe is mij dit, de eerstgeboorte. En Jakob zei: Zweer mij als heden; en hij zwoer hem; en hij verkocht aan Jakob zijn eerstgeboorterecht. Jakob zei, betekent de leer van het ware; verkoop mij als heden uw eerstgeboorte, betekent dat, naar de tijd genomen, de leer van het ware schijnbaar eerder was; en Ezau zei, betekent de leer van het ware; zweer mij als heden; en hij zwoer hem, betekent de bevestiging; en hij verkocht aan Jakob zijn eerstgeboorterecht, betekent dat intussen de voorrang was vergund.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2689

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2689. Dat de woorden ‘en hief haar stem op en weende’ een verdere graad van smart betekenen, kan blijken uit de betekenis van de stem opheffen en wenen, namelijk het toppunt van smart, want wenen met luide stem is niets anders. De staat van de verlating van het ware, en tevens van het zich verwijderen van de waarheden bij hen, die geestelijk worden, is in dit vers beschreven. Hoe het hiermee gesteld is moet in het kort worden gezegd. Diegenen die niet hervormd kunnen worden, weten in het geheel niet, wat het zeggen wil, daarover leed te dragen dat zij van waarheden verstoken zijn; zij menen dat er nooit enige angst kan bestaan om zoiets; de enige angst, die zij bestaanbaar achten, is die van beroofd te worden van de goedheden van het lichaam en van de wereld, zoals: gezondheid, eer, goede naam, rijkdommen en leven. Maar zij die wel hervormd kunnen worden, geloven geheel anders; zij worden door de Heer in de aandoening van het goede en in de gedachte van het ware gehouden; vandaar komen zij in angst, wanneer zij daarvan beroofd worden. Het is bekend dat alle angst en alle smart daaruit voortkomt, dat men beroofd wordt van die dingen, waardoor men wordt aangedaan of die men liefheeft. Zij die alleen worden aangedaan door wereldse en lichamelijke dingen, of alleen dergelijke dingen liefhebben, treuren wanneer zij daarvan verstoken zijn. Zij die echter door de geestelijke goedheden en waarheden worden aangedaan en deze liefhebben, treuren wanneer zij daarvan beroofd worden; het leven van eenieder is niets anders dan aandoening of liefde. Hieruit kan blijken, van welke aard de staat is van degenen, die verlaten worden ten aanzien van de goedheden en waarheden, waardoor zij worden aangedaan of die zij liefhebben, namelijk dat hun staat van smart zwaarder is, omdat het innerlijker is; en wanneer zij verstoken zijn van het goede en ware, hebben zij niet de dood van het lichaam, waarover zij zich ook niet bekommeren, maar de eeuwige dood voor ogen; het is hun staat die hier beschreven wordt. Opdat men ook zal weten, wie diegenen zijn, die door de Heer in de aandoening van het goede en ware gehouden worden en zo dus hervormd en geestelijk kunnen worden en wie diegenen zijn, die dit niet kunnen, zal eveneens in het kort worden gezegd. Eenieder wordt in de knapenjaren, wanneer hij voor het eerst met goedheden en waarheden wordt vervuld, door de Heer in het bevestigende gehouden, dat datgene wat hem door zijn ouders en onderwijzers wordt gezegd en geleerd is, waar is. Deze bevestigende houding wordt bij hen, die geestelijke mensen kunnen worden, door wetenschappelijke dingen en erkentenissen bevestigd, want al wat zij er naderhand bijleren en wat daaraan verwant is, sluit zich bij dit bevestigende aan en versterkt dit meer en meer, tot het aandoening wordt. Dit zijn degenen die geestelijke mensen worden overeenkomstig het wezen van het ware waarin zij geloof hebben en die in verzoekingen overwinnen. Anders is het echter gesteld met hen die niet geestelijk kunnen worden. Hoewel dezen in hun knapenjaren in het bevestigende zijn, laten zij toch in de volgende levensjaren twijfels toe en zo breken zij dus de bevestigende houding tegenover het goede en ware af; en wanneer zij de volwassen leeftijd bereikt hebben, laten zij ontkenningen toe totdat zij in de aandoening van het valse komen. Wanneer deze mensen in verzoekingen werden gebracht, zouden zij geheel en al bezwijken en daarom worden zij er ook van vrijgesteld. Maar de oorzaak zelf, waarom zij twijfels toelaten en naderhand ontkenningen, ontleent geheel en al de oorsprong aan het leven van hun boze. Zij die in het leven van het boze zijn, kunnen nooit anders; zoals gezegd is het leven van eenieder aandoening of liefde; zoals de aandoening of de liefde is, is de gedachte; de aandoening van het boze en de gedachte van het ware verbinden zich nooit met elkaar; waar zij zich met elkaar schijnen te verbinden, verbinden zij zich toch niet; er is daar alleen een denken van het ware zonder de aandoening daarvan, daarom is het ware bij hen het ware niet, maar alleen een geluid, of iets van de mond, waarvan het hart zich verre houdt. Het ware van dien aard weten, kunnen ook de allerergsten en soms beter dan de anderen.

Bij sommigen bestaat er ook een overreding van het ware, die van zo’n natuur is, dat niemand iets anders kan weten dan dat het echt is, maar toch is het niet echt, wanneer er geen leven van het goede is. Het is de aandoening van de eigen- of wereldliefde, die een dergelijke overreding aanvoert, die zij ook met de hevigheid van een schijnbare ijver verdedigen, en waarin zij zelfs zo ver gaan, dat zij degenen verachten, die het niet aannemen of hetzelfde niet geloven. Maar dit ware is van dien aard als het beginsel bij eenieder, sterker naarmate de eigen- of wereldliefde sterker is; weliswaar sluit dit ware zich bij het boze aan, maar toch verbindt het zich niet met het boze en daarom wordt het ook in het andere leven uitgeroeid. Het is anders bij degenen die in het leven van het goede zijn; daar heeft het ware zelf zijn eigen aardbodem en zijn hart en door de Heer zijn leven.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl