Bible

 

Numeri 36

Studie

   

1 En de hoofden der vaderen van het geslacht de kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, uit de geslachten der kinderen van Jozef, traden toe, en spraken voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht der oversten, hoofden van de vaderen der kinderen Israels.

2 En zeiden: De HEERE heeft mijn heer geboden, dat land door het lot aan de kinderen Israels in erfenis te geven; en mijn heer is door den HEERE geboden, de erfenis van onzen broeder Zelafead te geven aan zijn dochteren.

3 Wanneer zij een van de zonen der andere stammen van de kinderen Israels tot vrouwen zouden worden, zo zou haar erfenis van de erfenis onzer vaderen afgetrokken worden, en toegedaan zijn tot de erfenis van dien stam, aan welken zij geworden zouden; alzo zou van het lot onzer erfenis worden afgetrokken.

4 Als ook de kinderen Israels een jubeljaar zullen hebben, zo zou haar erfenis toegedaan zijn tot de erfenis van dien stam, aan welken zij zouden geworden zijn; alzo zou haar erfenis van de erfenis van den stam onzer vaderen afgetrokken worden.

5 Toen gebood Mozes den kinderen Israels, naar des HEEREN mond, zeggende: De stam der kinderen van Jozef spreekt recht.

6 Dit is het woord, dat de HEERE van de dochteren van Zelafead geboden heeft, zeggende: Laat zij dien tot vrouwen worden, die in haar ogen goed zal zijn; alleenlijk, dat zij aan het geslacht van haars vaders stam tot vrouwen worden.

7 Zo zal de erfenis van de kinderen Israels niet omgewend worden van stam tot stam; want de kinderen Israels zullen aanhangen, een ieder aan de erfenis van den stam zijner vaderen.

8 Voorts zal elke dochter, die een erfenis erft, van de stammen der kinderen Israels, ter vrouw worden aan een van het geslacht van den stam haars vaders; opdat de kinderen Israels erfelijk bezitten, een ieder de erfenis zijner vaderen.

9 Zo zal de erfenis niet omgewend worden van den enen stam tot den anderen; want de stammen der kinderen Israels zullen aanhangen, een ieder aan zijn erfenis.

10 Gelijk als de HEERE Mozes geboden had, alzo deden de dochteren van Zelafead;

11 Want Machla, Thirza, en Hogla, en Milka, en Noa, dochteren van Zelafead, zijn den zonen harer ooms tot vrouwen geworden.

12 Onder de geslachten van de kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, zijn zij tot vrouwen geworden; alzo bleef haar erfenis aan den stam van het geslacht haars vaders.

13 Dat zijn de geboden en de rechten, die de HEERE door de dienst van Mozes aan de kinderen Israels geboden heeft, in de vlakke velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho.

   

Komentář

 

Tribe

  

In Ezekiel 47:21, this signifies all the elements belonging to faith. (Arcana Coelestia 1463[2])

'A tribe' signifies the church with respect to its truths and goods, and in the opposite sense, with respect to its falsities and evils. It also signifies the church with respect to religion.

Three first tribes of Israel, Judah, Reuben, and Gad, signify love to the Lord. Asher, Naphtali, and Manasseh signify charity towards our neighbor. Simeon, Levi, and Issachar signify the obedience of faith. The last three tribes, Zebulon, Joseph, and Benjamin, named in this order, signify the conjunction of all the above with the Lord. Their significances are according to the order in which they are named in Revelation 7. In general, 'the twelve tribes' signify every aspect of the doctrine of truth and good, or of faith and love. Truth and good, or faith and love, constitute the Lord's kingdom, because the elements of truth or faith are the whole of thought in it, and the elements of good or love are the whole of affection. As the Jewish church was instituted to represent the Lord's kingdom, the divisions of the people into twelve tribes had this significance. This is an arcanum which has not been discovered before now (the volumes of Arcana Coelestia were published from 1749 to 1756).

(Odkazy: Apocalypse Revealed 587)