Bible

 

Numeri 17

Studie

   

1 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2 Spreek tot de kinderen Israels, en neem van hen voor elk vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; eens iegelijken naam zult gij schrijven op zijn staf.

3 Doch Aarons naam zult gij schrijven op den staf van Levi; want een staf zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen.

4 En gij zult ze wegleggen in de tent der samenkomst, voor de getuigenis, waarheen Ik met ulieden samenkomen zal.

5 En het zal geschieden, dat de staf des mans, welke Ik zal verkoren hebben, zal bloeien; en Ik zal stillen de murmureringen van de kinderen Israels tegen Mij, welke zij tegen ulieden murmureerden.

6 Mozes dan sprak tot de kinderen Israels, en al hun oversten gaven aan hem een staf, voor elken overste een staf, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; Aarons staf was ook onder hun staven.

7 En Mozes legde deze staven weg, voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis.

8 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Mozes in de tent der getuigenis inging; en ziet, Aarons staf, voor het huis van Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort, en bloesemde bloesem, en droeg amandelen.

9 Toen bracht Mozes al deze staven uit, van voor het aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels; en zij zagen het, en namen elk zijn staf.

10 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Breng de staf van Aaron weder voor de getuigenis, in bewaring, tot een teken voor de wederspannige kinderen; alzo zult gij een einde maken van hun murmureringen tegen Mij, dat zij niet sterven.

11 En Mozes deed het; gelijk als de HEERE hem geboden had, alzo deed hij.

12 Toen spraken de kinderen Israels tot Mozes, zeggende: Zie, wij geven den geest, wij vergaan, wij allen vergaan!

13 Al wie enigzins nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven; zullen wij dan den geest gevende verdaan worden?

   

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 669

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

669. Na deze dingen zag ik, en zie geopend werd de tempel des tabernakels van de getuigenis in de hemel, betekent gezien werd het binnenste van de hemel, waar de Heer is in Zijn Heiligheid in het Woord en in de Wet, die de Decaloog is.

Met de tempel wordt in de hoogste zin aangeduid de Heer ten aanzien van Zijn Goddelijk Menselijke en vandaar de hemel en de Kerk, nrs. 191, 529, hier de christelijke hemel; met de tabernakel van de getuigenis wordt het binnenste van die hemel aangeduid, waar de Heer is in Zijn Heiligheid in het Woord en in de Wet die de Decaloog is, aangezien met de tabernakel eveneens de hemel wordt aangeduid, nr. 585; en het binnenste van de tabernakel was daar waar de Ark was, waarin de beide tafelen lagen, waarop met de vinger Gods de Tien Woorden waren geschreven, te weten de tien geboden van de Decaloog, die woorden verstaan onder de getuigenis en eveneens de getuigenis worden genoemd; waaruit blijkt, dat met ik zag en zie, geopend werd de tempel des tabernakels van de getuigenis in de hemel, wordt aangeduid dat gezien werd het binnenste van de hemel waar de Heer is in Zijn Heiligheid in de Wet, die de Decaloog is; dat met de tabernakel van de getuigenis ook wordt aangeduid waar het Woord is, is omdat getuigenis niet alleen wordt gezegd van de Wet, die de Decaloog is, maar ook van het Woord en van de Heer als het Woord, omdat het Woord van Hem getuigt, nrs. 490, 555.

Dat in de hemel het Woord is en dat dit is neergelegd in het binnenste ervan, dat de Heilige Schrijn wordt genoemd en dat daar een vlammend en schitterend wit licht is, dat uitgaat boven elke graad van licht dat buiten dit in de hemel is, zie ‘de Leer van het Heilige Jeruzalem aangaande de Gewijde Schrift’, nrs. 70-75; en over die Heilige Schrijn, zie nr. 73 daar.

Ten aanzien van de heiligheid van de Wet, die de Decaloog is, zie het werk ‘de Leer des Levens voor het Nieuwe Jeruzalem vanuit de Geboden van de Decaloog’, nrs. 53-60.

Dat de Ark, waarin de beide tafelen van de Decaloog waren, het Heiligdom of het binnenste van de Tempel in Jeruzalem maakte en dat dus de tabernakel daar was, zie (1 Koningen 6:19-28; 8:3-9).

Dat de Wet, die de Decaloog is, de Getuigenis wordt genoemd, staat vast uit deze plaatsen:

‘Mozes klom af en de twee tafelen der getuigenis waren in zijn hand; de tafelen waren Gods werk, het geschrift was Gods geschrift, gegraveerd op de tafelen’, (Exodus 32:15, 16).

‘De twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven met de vinger Gods’, (Exodus 31:18).

‘Jehovah zei: In de Ark zult gij de getuigenis leggen, welke Ik u geven zal’, (Exodus 25:16, 21, 22).

‘En Mozes nam en leidde de getuigenis in de Ark’, (Exodus 40:20).

‘Opdat de wolk des reukwerks het verzoendeksel bedekte, dat is op de getuigenis’, (Leviticus 16:13).

‘Jehovah zei tot Mozes: Laat de stokken voor het aangezicht van de getuigenis en de stok van Aharon daarna vóór de getuigenis’, (Numeri 17:4, 10).

‘En Mozes liet de stokken vóór Jehovah’, (Numeri 17:7).

De Ark wordt de Ark der Getuigenis genoemd in (Exodus 31:7); en de Tabernakel wordt het Habitakel der Getuigenis genoemd in (Exodus 38:21).

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Leer Over De Heer # 46

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 65  
  

46. Jezus zei bij Mattheüs: 'Mij is gegeven alle mogendheid in de hemel en op aarde: gaat dan heen, maakt tot discipelen alle natiën, en doop hen in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest; leer hen te onderhouden alle dingen, welke dan ook, die Ik u bevolen heb: en zie, Ik ben met u alle dagen, tot aan de voleinding der eeuw', (Mattheüs 28:18, 19, 20). Tot hiertoe is getoond, dat het Goddelijke wat de Vader wordt genoemd, en het Goddelijke wat de Zoon wordt genoemd, in de Heer één zijn; nu zal daarom getoond worden, dat de Heilige Geest hetzelfde is als de Heer. Dat de Heer zei, dat zij zouden dopen in de Naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest, is omdat het Drievuldige of de Drievuldigheid is in de Heer; Hij immers is het Goddelijke dat de Vader wordt genoemd, Hij is het Goddelijk Menselijke dat de Zoon wordt genoemd, en het Goddelijke Voortgaande dat de Heilige Geest wordt genoemd. Het Goddelijke, wat de Vader is, en het Goddelijke wat de Zoon is, is het Goddelijke 'waaruit voortkomt'; en het Goddelijk Voortgaande, wat de Heilige Geest is, is 'werking'. Er is geen ander Goddelijke dat voortgaat uit de Heer, dan het Goddelijke dat Hijzelf is; dit zal worden gezien in de werkjes over: de Goddelijke Voorzienigheid, Alomtegenwoordigheid en Alwetendheid; dit onderwerp behoeft immers een diepere beschouwing. Dat het Drievuldige is in de Heer, kan worden toegelicht door vergelijking met een engel; deze heeft een ziel en een lichaam en eveneens een voortgaande; dat wat voortgaat vanuit hem, is hijzelf buiten hem. Ten aanzien van dit Voortgaande is het gegeven vele dingen te weten, maar het is hier niet de plaats om die dingen aan te voeren. Ieder mens die schouwt tot God, wordt na de dood door de engelen onderwezen, dat de Heilige Geest niet een ander is uit de Heer, en dat uitgaan en voortgaan niet iets anders is, dan verlichten en leren door tegenwoordigheid, welke is volgens de opneming van de Heer. Hierdoor leggen de meesten na de dood het denkbeeld af, dat in de wereld was opgevat over de Heilige Geest, en nemen het denkbeeld op, dat het de tegenwoordigheid van de Heer is bij de mens door engelen en geesten. Door deze tegenwoordigheid en volgens deze, wordt de mens verlicht en geleerd. Bovendien is het gebruikelijk in het Woord, twee Goddelijken te noemen en soms drie, die evenwel één zijn, zoals Jehovah en God, Jehovah en Heilige Israëls, Jehovah en Machtige Jakobs, voorts God en Lam; en omdat deze één zijn, wordt ook in andere plaatsen gezegd Jehovah alleen is God, Jehovah alleen is heilig en Hij de Heilige Israëls, en geen behalve Hijzelf; verder ook dat voor God nu eens wordt gezegd Lam en voor het Lam dan weer God; het ene in de Apocalyps, het andere in de Profeten. Dat het de Heer alleen is, Die wordt verstaan onder Vader, Zoon en Heilige Geest, (Mattheüs 28:19), blijkt uit de voorafgaande en de volgende dingen: in het voorafgaande vers zegt de Heer: 'Gegeven is Mij alle mogendheid in hemel en op aarde; in het volgende vers zegt de Hij: 'Zie, Ik ben met ulieden alle dagen tot aan de voleinding der eeuw', dus ten aanzien van Zich alleen. Daarom zei Hij dit, opdat zij zouden weten dat in hemzelf is de Drievuldigheid. Opdat men weet dat de Heilige Geest niet is een ander Goddelijke dan de Heer Zelf, zal worden getoond wat in het Woord wordt verstaan onder de geest. Onder de geest wordt verstaan: 1.Het leven van de mens in het algemee 2. Omdat het leven van de mens verschillend is volgens zijn staten, wordt daarom onder de geest verstaan de verschillende aandoeningen van het leven bij de mens. 3. Verder het leven van de wederverwekte, wat wordt genoemd het geestelijk leve 4. Waar echter gezegd wordt Geest met betrekking tot de Heer, daar wordt verstaan Zijn Goddelijk Leven Zelf, dus de Heer Zelf. 5. In het bijzonder het leven van Zijn Goddelijke Wijsheid, wat wordt genoemd de Goddelijke Wijsheid 6. Dat Jehovah Zelf, dat wil zeggen, de Heer, het Woord heeft gesproken door de Profeten.

  
/ 65  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.