Bible

 

Micha 1

Studie

1 Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Micha, den Morastiet, in de dagen van Jotham, Achaz en Jehizkia, koningen van Juda; dat hij gezien heeft over Samaria en Jeruzalem.

2 Hoort, gij volken altemaal! merk op, gij aarde, mitsgaders derzelver volheid! de Heere Heere nu zal tot een getuige zijn tegen ulieden, de Heere uit den tempel Zijner heiligheid.

3 Want ziet, de HEERE gaat uit van Zijn plaats, en Hij zal nederdalen en treden op de hoogten der aarde.

4 En de bergen zullen onder Hem versmelten, en de dalen gekloofd worden, gelijk was voor het vuur, gelijk wateren, die uitgestort worden in de laagte.

5 Dit alles, om de overtreding van Jakob, en om de zonden van het huis Israels; wie is het begin van de overtreding van Jakob? Is het niet Samaria? En wie van de hoogten van Juda? Is het niet Jeruzalem?

6 Daarom zal Ik Samaria stellen tot een steenhoop des velds, tot plantingen eens wijngaards; en Ik zal haar stenen in de vallei storten, en haar fundamenten ontdekken.

7 En al haar gesneden beelden zullen vermorzeld worden, en al haar hoerenbeloningen zullen met vuur verbrand worden, en al haar afgoden zal Ik stellen tot een woestheid; want zij heeft ze van hoerenloon vergaderd, en zij zullen tot hoerenloon wederkeren.

8 Hierom zal ik misbaar bedrijven en huilen; ik zal beroofd en naakt gaan; ik zal misbaar maken als de draken, en treuren als de jonge struisen.

9 Want haar plagen zijn dodelijk; want zij zijn gekomen tot aan Juda; hij is geraakt tot aan de poort mijns volks, tot aan Jeruzalem.

10 Verkondigt het niet te Gath, weent zo jammerlijk niet; wentelt u in het stof in het huis van Afra.

11 Ga door, gij inwoneres van Safir! met blote schaamte; de inwoneres van Zaanan gaat niet uit; rouwklage is te Beth-haezel; hij zal zijn stand van ulieden nemen.

12 Want de inwoneres van Maroth is krank om des goeds wil; want een kwaad is van den HEERE afgedaald, tot aan de poort van Jeruzalem.

13 Span de snelle dieren aan den wagen, gij inwoners van Lachis! (deze is der dochter Sions het beginsel der zonde) want in u zijn Israels overtredingen gevonden.

14 Daarom geef geschenken aan Morescheth-Gaths; de huizen van Achzib zullen den koningen van Israel tot een leugen zijn.

15 Ik zal u nog een erfgenaam toebrengen, gij inwoneres van Maresa! Hij zal komen tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid Israels.

16 Maak u kaal en scheer u, om uw troetelkinderen; verwijd uw kaalheid, als de arend, omdat zij gevankelijk van u zijn weggevoerd.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9156

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9156. Over alle woord van de overtreding; dat dit betekent welke schade dan ook en welk verlies dan ook, staat vast uit de betekenis van de overtreding, dus alles wat tegen het ware van het geloof is, dus dat wat kwetst of uitblust en dus welke schade dan ook of welk verlies dan ook ervan.

In het Woord worden de boosheden nu eens zonden genoemd, dan weer ongerechtigheden en ook overtredingen, maar wat in het bijzonder hieronder wordt verstaan, blijkt niet dan alleen uit de innerlijke zin: overtredingen worden die zaken genoemd die tegen de waarheden van het geloof plaatsvinden, ongerechtigheden die dingen die tegen de goedheden van het geloof plaatsvinden en zonden die welke tegen de goedheden van de naastenliefde en van de

liefde plaatsvinden.

De beide eerstgenoemde gaan uit van een verdraaid verstand, maar de laatstgenoemde van een slechte wil; zoals bij David: ‘Was mij van mijn ongerechtigheid en van mijn zonde reinig mij; want ik erken mijn overtredingen en mijn zonde is bij voortduur vóór U’, (Psalm 51:4,5); de ongerechtigheid voor het boze tegen het goede van de naastenliefde en de liefde en de overtreding voor het boze tegen de waarheden van het geloof; omdat deze is het boze dat uitgaat van het verdraaide verstand en zo uit de waarheden van het geloof wordt gekend, wordt er daarom gezegd: Ik erken mijn overtredingen.

Bij dezelfde: ‘Gedenk Uwer barmhartigheden, o Jehovah en Uwer ontfermingen, der zonden mijner knapenjaren en mijner overtredingen uit de slechte wil, en de overtredingen voor de boosheden uit het verdraaide verstand.

Bij Jesaja: ‘Zie, om de ongerechtigheden zijt gij verkocht en om de overtredingen is uw moeder weggezonden’, (Jesaja 50:1); de ongerechtigheden voor de boosheden tegen de goede dingen en de overtredingen voor de boosheden tegen de waarheden van het geloof van de Kerk; de moeder is de Kerk, die weggezonden wordt genoemd wanneer zij afwijkt van het geloof.

Bij Micha: ‘Om de overtreding van Jakob dit alles en om de zonde van het huis Israëls; wat is de overtreding van Jakob; is het niet Samaria; het beginsel der zonde deze voor de dochter Zions, omdat in u zijn gevonden de overtredingen van Israël’, (Micha 1:5,15); hier is het eveneens de zonde dat wat tegen het goede van de naastenliefde is en van de liefde en de overtreding dat wat tegen het ware van het geloof is; Samaria immers is de Kerk van het verdraaide geloof, eveneens Israël hier.

Omdat de overtredingen de boosheden zijn die tegen de waarheden van het geloof zijn, zijn het ook de overschrijdingen en de afvalligheden, die eveneens in de oorspronkelijke taal met hetzelfde woord worden aangeduid, zoals blijkt bij David: ‘Om de veelheid van hun overtredingen drijf hen heen, die tegen U weerspannig zijn’, (Psalm 5:11); weerspannig zijn wordt gezegd wanneer er afvalligheid en overschrijding is; en bij Jesaja: ‘Zijt gij niet borelingen van de overtreding, een zaad van de leugen; die gloeiend zijt geworden tot de goden onder alle groene boom, die de borelingen slacht in de rivieren’, (Jesaja 57:4,5); dat de overtreding het boze tegen de waarheden van het geloof is, blijkt duidelijk hieruit.

De borelingen van de overtreding zijn de valsheden die de waarheden van het geloof vernietigen; daarom worden zij eveneens een zaad van de leugen genoemd, de leugen immers is het valse, nr. 8908; en daarom wordt van hen gezegd dat zij gloeiend worden tot de goden onder alle groene boom, waaronder in de innerlijke zin wordt verstaan de eredienst uit valsheden; de goden immers zij die valsheden, nrs. 4402, 4544, 7873, 8867; de groene boom is de waarneming van het valse vanuit een verdraaid verstand, nrs. 2722, 4552; en daarom wordt er eveneens gezegd: gij slacht de borelingen in de rivieren, waaronder wordt verstaan de uitblussing van de waarheden van het geloof ten gevolge van de valsheden; slachten immers is uitblussen; de borelingen of de zonen zijn de waarheden van het geloof, nrs. 489, 491, 533, 1147, 2623, 2813, 3373; en de rivieren zijn de valsheden, nr. 6693.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl