Bible

 

Leviticus 3

Studie

   

1 En indien zijn offer een dankoffer is; zo hij ze van de runderen offert, hetzij mannetje of wijfje, volkomen zal hij die offeren, voor het aangezicht des HEEREN.

2 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, en zal ze slachten voor de deur van de tent der samenkomst; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen het bloed rondom op het altaar sprengen.

3 Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer den HEERE offeren, het vet, dat het ingewand bedekt, en al het vet, hetwelk aan het ingewand is.

4 Dan zal hij beide de nieren, en het vet, hetwelk daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen.

5 En de zonen van Aaron zullen dat aansteken op het altaar, op het brandoffer, hetwelk op het hout zal zijn, dat op het vuur is; het is een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE.

6 En indien zijn offerande van klein vee is, den HEERE tot een dankoffer, hetzij mannetje of wijfje, volkomen zal hij die offeren.

7 Indien hij een lam tot zijn offerande offert, zo zal hij het offeren voor het aangezicht des HEEREN.

8 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, en hij zal die slachten voor de tent der samenkomst; en de zonen van Aaron zullen het bloed daarvan sprengen op het altaar rondom.

9 Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer den HEERE offeren; zijn vet, den gehele staart, dien hij dicht aan de ruggegraat zal afnemen, en het vet bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is;

10 Ook beide de nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever met de nieren, zal hij afnemen.

11 En de priester zal dat aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers den HEERE.

12 Indien nu zijn offerande een geit is, zo zal hij die offeren voor het aangezicht des HEEREN.

13 En hij zal zijn hand op haar hoofd leggen, en hij zal hem slachten voor de tent der samenkomst; en de zonen van Aaron zullen haar bloed op het altaar sprengen rondom.

14 Dan zal hij daarvan zijn offerande offeren, een vuuroffer den HEERE; het vet bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is;

15 Mitsgaders de beide nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen.

16 En de priester zal die aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers, tot een liefelijken reuk; alle vet zal des HEEREN zijn.

17 Dit zij een eeuwige inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen: geen vet noch bloed zult gij eten.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9393

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9393. En Mozes nam de helft van het bloed; dat dit betekent het Goddelijk Ware dat geworden is van het leven en de eredienst, staat vast uit de betekenis van het bloed, namelijk het Goddelijk Ware dat voortgaat uit de Heer, nrs. 4735, 6978, 7317, 7326, 7850, 9127; dat het het Goddelijk Ware is dat geworden is van het leven en de eredienst, is omdat het dat bloed was dat Mozes op het volk sprengde, vers 8; met bloed wordt aangeduid het Goddelijk Ware dat is opgenomen door de mens, dus dat geworden is van het leven en de eredienst; want dat ware wordt opgenomen door de mens genoemd, wat wordt van het leven en zo van de eredienst; en het wordt dan van het leven en de eredienst, wanneer de mens daardoor wordt aangedaan of dat liefheeft, of wat hetzelfde is, dat wil en vanuit willen, dus vanuit liefde en aandoening, dat doet; eerder is het weliswaar bij de mens in zijn geheugen en wordt daaruit soms opgeroepen tot het innerlijk gezicht of verstand, waaruit het dan opnieuw terugglijdt in het geheugen.

Maar zolang het Goddelijk Ware niet meer innerlijk is binnengetreden, is het weliswaar bij de mens, maar toch nog niet aan het leven en de wil ingeplant, want het leven van de mens is zijn wil; daarom, wanneer het ware uit het geheugen wordt opgeroepen in het verstand en uit het verstand de wil binnentreedt en van de wil uitgaat in de daad, dan wordt het ware van de wil van de mens en het goede wordt genoemd.

Hieruit blijkt, wat er wordt verstaan onder het Goddelijk Ware dat van het leven is geworden.

Eender is het gesteld met het ware dat van de eredienst wordt; de eredienst uit het ware dat alleen in het geheugen hangt en daaruit in het verstand verschijnt, is niet de eredienst; maar de eredienst uit het ware, dat uitgaat van de wil, dus van de aandoening en de liefde, is de eredienst; deze eredienst wordt in het Woord de eredienst vanuit het hart genoemd, eerdergenoemde echter een eredienst alleen van de mond.

Weliswaar is eerder in de aangehaalde plaatsen getoond, dat het bloed het Goddelijk Ware dat voortgaat uit de Heer is; maar omdat de meesten van de Kerk heden ten dage niets anders onder het Bloed in het Heilig Avondmaal vatten, dan het aan het kruis vergoten bloed van de Heer en in een meer algemene zin het kruislijden zelf, zo is het daarom geoorloofd nog in het kort te tonen, dat het niet het bloed is dat daar wordt verstaan, maar het Goddelijk Ware dat voortgaat uit de Heer; de oorzaak dat dit binnen de Kerk onbekend is, is dat men heden ten dage in het geheel niets weet ten aanzien van de overeenstemmingen, dus ook niets over de innerlijke zin van het Woord, die de zin is waarin de engelen zijn wanneer door de mens het Woord wordt gelezen.

Dat het Bloed niet het bloed is, maar het Goddelijk Ware, kan vaststaan uit verscheidene plaatsen in het Woord en onmiskenbaar uit deze bij Ezechiël: ‘Zeg tot de vogel van alle vleugel en tot alle wilde dier van het veld: Vergadert u en komt, vergadert u van de omtrek over Mijn slachtoffer, dat Ik voor u slachtoffer, opdat gij vlees eet en bloed drinkt, het vlees der sterken zult gij eten en het bloed van de vorsten der aarde zult gij drinken; gij zult het vet eten tot verzadigdheid en het bloed drinken tot dronkenschap toe van Mijn slachtoffer, dat Ik voor u zal slachtofferen.

Gij zult verzadigd worden op Mijn tafel, met paard en wagen en met alle man des krijgs; zo zal Ik Mijn heerlijkheid geven onder de natiën’, (Ezechiël 39:17-20); dat hier niet het bloed onder het bloed wordt verstaan, blijkt duidelijk, want er wordt gezegd dat zij het bloed zullen drinken van de vorsten der aarde en het bloed van het slachtoffer tot dronkenschap toe, terwijl toch bloed drinken en vooral het bloed der vorsten, een afschuwelijke zaak is en aan de zonen Israëls bij doodstraf was verboden, (Leviticus 3:17; 7:26; 17:1; Deuteronomium 12:17-25; 15:23); er wordt ook gezegd dat zij zullen verzadigd worden met paard en wagen en alle man des krijgs; wie dus niet weet, dat het bloed het Goddelijk Ware betekent, de vorsten de voornaamste waarheden, het slachtoffer de dingen die van de eredienst zijn, het paard het verstandelijke van het ware, de wagen de leer en de man des krijgs het ware dat strijdt tegen het valse, zal verbaasd staan bij de afzonderlijke woorden daar; eender bij de woorden van de Heer bij Johannes: ‘Jezus sprak: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij gij het Vlees van de Zoon des Mensen zult gegeten hebben en Zijn Bloed zult gedronken hebben, zo zult gij geen leven in uzelf hebben.

Die Mijn Vlees nuttigt en Mijn Bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven en Ik zal hem opwekken ten uiterste dage.

Mijn Vlees is waarlijk spijs en Mijn Bloed is waarlijk drank; die Mijn Vlees nuttigt en Mijn Bloed drinkt, die blijft in Mij en Ik in hem’, (Johannes 6:53-56); maar men zie wat hierover eerder is getoond in de nrs. 4735, 6978, 7317, 7326, 7850, 9127.

Dat het Vlees overeenstemt met het Goede, eender het Brood en dat het Bloed overeenstemt met het Ware, eender de Wijn, is mij zeer vele malen vanuit de hemel gezegd; en ook dat de engelen het Woord niet anders doorvatten dan volgens de overeenstemmingen en dat er zo door het Woord verbinding is voor de mens met de hemel en door de hemel met de Heer; evenzo is er gezegd dat het Heilig Avondmaal door de Heer is ingesteld, opdat daardoor verbinding zou zijn, van alle dingen van de hemel, dat wil zeggen, van alle dingen van de Heer, met de mens van de Kerk, aangezien in dat het Vlees en het Brood is het Goddelijk Goede van de Goddelijke Liefde van de Heer jegens het algehele menselijke geslacht en het wederkerige van de mens tot de Heer; en het Bloed en de Wijn is het Goddelijk Ware dat voortgaat uit het Goddelijk Goede van de Goddelijke Liefde van de Heer en van de andere kant dat opgenomen wordt door de mens; en verder is die dingen eten en drinken, in de hemel toe-eigenen en verbinden; maar zie hierover wat eerder is getoond in de nrs. 2165, 2177, 3464, 4211, 4217, 4581, 4735, 5915, 6789, 7850, 9323.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl