Bible

 

Leviticus 21

Studie

   

1 Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Spreek tot de priesters, de zonen van Aaron, en zeg tot hen: Over een dode zal een priester zich niet verontreinigen onder zijn volken.

2 Behalve over zijn bloedvriend, die hem ten naaste bestaat, over zijn moeder en over zijn vader, en over zijn zoon, en over zijn dochter, en over zijn broeder.

3 En over zijn zuster, die maagd is, hem nabestaande, die nog geen man toebehoord heeft; over die zal hij zich verontreinigen.

4 Hij zal zich niet verontreinigen over een overste onder zijn volken, om zich te ontheiligen.

5 Zij zullen op hun hoofd geen kaalheid maken, en zullen den hoek van hun baard niet afscheren, en in hun vlees zullen zij geen sneden snijden.

6 Zij zullen hun God heilig zijn, en den Naam huns Gods zullen zij niet ontheiligen; want zij offeren de vuurofferen des HEEREN, de spijze huns Gods; daarom zullen zij heilig zijn.

7 Zij zullen geen vrouw nemen, die een hoer of ontheiligde is, noch een vrouw nemen, die van haar man verstoten is; want hij is zijn God heilig.

8 Daarom zult gij hem heiligen, omdat hij de spijze uws Gods offert; hij zal u heilig zijn, want Ik ben heilig; Ik ben de HEERE, Die u heilige!

9 Als nu de dochter van enigen priester zal beginnen te hoereren, zij ontheiligt haar vader; met vuur zal zij verbrand worden.

10 En hij, die de hogepriester onder zijn broederen is, op wiens hoofd de zalfolie gegoten is, en wiens hand men gevuld heeft, om die klederen aan te trekken, zal zijn hoofd niet ontbloten, noch zijn klederen scheuren.

11 Hij zal ook bij geen dode lichamen komen; zelfs over zijn vader en over zijn moeder zal hij zich niet verontreinigen.

12 En uit het heiligdom zal hij niet uitgaan, dat hij het heiligdom zijns Gods niet ontheilige, want de kroon der zalfolie zijns Gods is op hem; Ik ben de HEERE!

13 Hij zal ook een vrouw in haar maagdom nemen.

14 Een weduwe, of verstotene, of ontheiligde hoer, dezulke zal hij niet nemen; maar een maagd uit zijn volken zal hij tot een vrouw nemen.

15 En hij zal zijn zaad onder zijn volken niet ontheiligen; want Ik ben de HEERE, Die hem heilige!

16 Wijders sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

17 Spreek tot Aaron, zeggende: Niemand uit uw zaad, naar hun geslachten, in wien een gebrek zal zijn, zal naderen, om de spijze zijns Gods te offeren.

18 Want geen man, in wien een gebrek zal zijn, zal naderen, hij zij een blind man, of kreupel, of te kort, of te lang in leden;

19 Of een man, in wien een breuk des voets, of een breuk der hand zal zijn;

20 Of die bultachtig, of dwergachtig zal zijn, of een vel op zijn oog zal hebben, of droge schurftheid, of etterige schurftheid, of die gebroken zal zijn aan zijn gemacht.

21 Geen man, uit het zaad van Aaron, den priester, in wien een gebrek is, zal toetreden om de vuurofferen des HEEREN te offeren; een gebrek is in hem, hij zal niet toetreden, om de spijs zijns Gods te offeren.

22 De spijs zijns Gods, van de allerheiligste dingen, en van de heilige dingen, zal hij mogen eten;

23 Doch tot den voorhang zal hij niet komen, en tot het altaar niet toetreden, omdat een gebrek in hem is; opdat hij Mijn heiligdommen niet ontheilige; want Ik ben de HEERE, Die hen heilige!

24 En Mozes sprak zulks tot Aaron en tot zijn zonen, en tot al de kinderen Israels.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Ware Christelijke Religie # 707

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 853  
  

707. Dat onder Brood hetzelfde wordt verstaan als onder Vlees, blijkt duidelijk uit de woorden van de Heer: ‘Jezus, het Brood nemende, brak het en gaf het, zeggende: Dit is Mijn Lichaam’, (Mattheüs 26; Marcus 14; Lucas 22), en verder:

‘Het Brood dat Ik u geven zal, is Mijn Vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven van de wereld’, (Johannes 6:51).

En ook zegt Hij, ‘dat Hij het Brood des Levens is, en die van dit Brood eet, in der eeuwigheid leven zal’, (Johannes 6:48, 51, 58). Dit is ook het Brood, dat verstaan wordt onder de slachtoffers, die Brood genoemd worden in de volgende plaatsen,

‘diezelven zal de priester aansteken op het altaar. Brood des vuuroffers voor Jehovah’, (Leviticus 3:11, 16);

‘De zonen van Aharon zullen hun God heilig zijn, en de naam van hun God zullen zij niet ontheiligen, want zij offeren de vuuroffers voor Jehovah, het Brood van hun God. Gij zult Hem heiligen, omdat hij het Brood van uw God offert. Een man van het zaad van Aharon, in wie een gebrek zal zijn, zal niet naderen om het Brood van Zijn God te offeren’, (Leviticus 21:6, 8, 17, 21).

‘Gebied de zonen Israëls en zeg tot hen: Mijn offerande, Mijn Brood, tot vuuroffers des reuks der rust, zult gij waarnemen, om Mij te offeren op de gezette tijd’, (Numeri 28:2);

‘Wie het onreine aangeroerd zal hebben, zal van de geheiligde dingen niet eten, maar zal zijn vlees in water wassen, en daarna zal hij van de geheiligde dingen eten, want dit is zijn Brood’, (Leviticus 22:6-7).

Eten van de geheiligde dingen was eten van het vlees van de slachtoffers, dat hier ook Brood genoemd wordt; bovendien ook bij (Maleachi 1:7). Met de bij de slachtoffers voorkomende spijsoffers, die uit meelbloem van tarwe waren, dus brood, werd ook niets anders aangeduid, (Leviticus 2:1-11; 6:14-21; 7:9-13 en elders). Ook niets anders met de broden op de tafel in de tabernakel, die de Broden der Aangezichten en Toonbroden werden genoemd, (Exodus 25:30; 40:23; Leviticus 24:5-9). Dat onder Brood niet het natuurlijke brood wordt verstaan, maar het hemelse brood, blijkt duidelijk uit het volgende,

‘Niet door het brood alleen leeft de mens, maar door alles, wat uit de mond van Jehovah uitgaat, leeft de mens’, (Deuteronomium 8:2-3);

‘Ik zal een honger in het land zenden, niet een honger naar brood, noch dorst naar wateren, maar om te horen de woorden van Jehovah’, (Amos 8:11).

Bovendien wordt onder brood alle spijs verstaan, (Leviticus 24:5-9; Exodus 25:30; 40:23; Numeri 4:7; 1 Koningen 7:48). Dat het ook de geestelijke spijs is, blijkt duidelijk uit deze woorden van de Heer:

‘Werkt niet de spijs die vergaat, maar de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des Mensen ulieden geven zal’, (Johannes 6:27).

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.