Bible

 

Leviticus 1

Studie

1 En de HEERE riep Mozes, en sprak tot hem uit de tent der samenkomst, zeggende:

2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Als een mens uit u den HEERE een offerande zal offeren, gij zult uw offeranden offeren van het vee, van runderen en van schapen.

3 Indien zijn offerande een brandoffer van runderen is, zo zal hij een volkomen mannetje offeren; aan de deur van de tent der samenkomst zal hij dat offeren, naar zijn welgevallen, voor het aangezicht des HEEREN.

4 En hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen, opdat het voor hem aangenaam zij, om hem te verzoenen.

5 Daarna zal hij het jonge rund slachten voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen het bloed offeren, en het bloed sprengen rondom dat altaar, hetwelk voor de deur van de tent der samenkomst is.

6 Dan zal hij het brandoffer de huid aftrekken, en het in zijn stukken delen.

7 En de zonen van Aaron, den priester, zullen vuur maken op het altaar, en zullen het hout op het vuur schikken.

8 Ook zullen de zonen van Aaron, de priesters, de stukken, het hoofd en het smeer, schikken op het hout, dat op het vuur is, hetwelk op het altaar is.

9 Doch zijn ingewand, en zijn schenkelen zal men met water wassen; en de priester zal dat alles aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE.

10 En indien zijn offerande is van klein vee, van schapen of van geiten, ten brandoffer, zal hij een volkomen mannetje offeren.

11 En hij zal dat slachten aan de zijde van het altaar noordwaarts, voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen zijn bloed rondom op het altaar sprengen.

12 Daarna zal hij het in zijn stukken delen, mitsgaders zijn hoofd en zijn smeer; en de priester zal die schikken op het hout, dat op het vuur is, hetwelk op het altaar is.

13 Doch het ingewand en de schenkelen zal men met water wassen; en de priester zal dat alles offeren en aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE.

14 En indien zijn offerande voor den HEERE een brandoffer van gevogelte is, zo zal hij zijn offerande van tortelduiven, of van jonge duiven, offeren.

15 En de priester zal die tot het altaar brengen, en deszelfs hoofd met zijn nagel splijten, en op het altaar aansteken; en zijn bloed zal aan den wand des altaars uitgeduwd worden.

16 En zijn krop met zijn vederen zal hij wegdoen, en zal het werpen bij het altaar, oostwaarts, aan de plaats der as.

17 Verder zal hij die met zijn vleugelen klieven, niet afscheiden; en de priester zal die aansteken op het altaar, op het hout, dat op het vuur is; het is een brandoffer, een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemel en Hel # 287

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 603  
  

287. Omdat deze de bronnen zijn van vrede, daarom wordt de Heer genoemd de Vredevorst en zegt Hij dat van Hem de vrede komt en in Hem de vrede woont. Engelen worden ook genoemd engelen van de vrede, en de hemel zelf het verblijf van de vrede zoals in de volgende plaatsen: Een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op zijn schouder; en men noemt zijnen naam Wonderlijk, Raad, God Sterkte, Vader der Eeuwigheid, Vredevorst. Aan de grootheid dezer heerschappij en des Vredes zal geen einde zijn. (Jesaja 9:5-6)Jezus zei: Vrede laat ik u, Mijn vrede geef ik u; niet gelijkerwijs de wereld geeft, geef Ik u. (Johannes 14:27) Deze dingen heb ik tot u gesproken opdat gij in mij vrede hebt. (Johannes 16:33)Jehovah verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede! (Numeri 6:26; Jesaja 33:7-8) En het werk der gerechtigheid zal vrede zijn. En mijn volk zal in ene woonplaats des vredes wonen. (Jesaja 32:17-18)Dat in het Woord met vrede bedoeld wordt Goddelijke en hemelse vrede, blijkt ook uit andere plaatsen, waar van vrede wordt gesproken, zoals Jesaja 52:7; 54:10; 59:8; Jeremia 16:5; 25:37; 29:11; Haggai 2:9; Zacharia 8:12; Psalm 37:37 enz. Aangezien vrede de Heer en de hemel betekent en ook hemelse vreugde en genot van het goede, werd het 'Vrede zij met u' onder de ouden als een groet gebruikt die nog steeds bestaat en door de Heer is bevestigd door tot Zijn discipelen te zeggen, toen Hij ze uitzond: En wanneer gij in een huis ingaat, zegt eerst: vrede zij dezen huize! En indien aldaar een zoon des vredes is, zoo zal uwe vrede op hem rusten. (Lucas 10:5-6)De Heer zelf evenzo, toen Hij aan zijn leerlingen verscheen en zei: Vrede zij u! (Johannes 20:19, 21, 26)Een staat van vrede wordt ook bedoeld in het Woord, wanneer gezegd wordt dat Jehovah een geur van rust rook, zoals in Exodus 29:18, 25, 41; Leviticus 1:9, 13, 17; 2:2, 9; 10:15, 21; 28:12, 13, 18 [NCBS: 23:12-13, 18]; Numeri 15:3, 7, 13; 28:6, 8, 13; 29:2, 6, 8, 13, 36. et een geur van rust in de hemelse betekenis, wordt bedoeld de gewaarwording van vrede. Aangezien vrede de vereniging betekent van het Goddelijke Zelf met het Goddelijk Menselijke in de Heer, en de verbinding van de Heer met de hemel en met de kerk, en met allen in de hemel, en dus ook met allen in de kerk die Hem ontvangen, was de sabbat ingesteld als een herinnering aan deze dingen en zo genoemd naar rust of vrede en het zinnebeeld van het heiligste in de kerk. Om deze zelfde reden noemde de Heer ook Zichzelf de Heer van de Sabbat. (Mattheüs; Markus 2:27-28; Lukas 6:5)

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.