Bible

 

Hosea 8

Studie

   

1 De bazuin aan uw mond; hij komt als een arend tegen het huis des HEEREN; omdat zij Mijn verbond hebben overtreden, en zijn tegen Mijn wet afvallig geworden.

2 Dan zullen zij tot Mij roepen: Mijn God! wij, Israel, kennen U.

3 Israel heeft het goede verstoten; de vijand zal hem vervolgen.

4 Zij hebben koningen gemaakt, maar niet uit Mij; zij hebben vorsten gesteld, maar Ik heb het niet gekend; van hun zilver en hun goud hebben zij voor zichzelven afgoden gemaakt, opdat zij uitgeroeid worden.

5 Uw kalf, o Samaria! heeft u verstoten; Mijn toorn is tegen hen ontstoken; hoe lang zullen zij de reinigheid niet verdragen?

6 Want dat is ook uit Israel; een werkmeester heeft het gemaakt, en het is geen God, maar het zal tot stukken worden, het kalf van Samaria.

7 Want zij hebben wind gezaaid, en zullen een wervelwind maaien; het zal geen staande koren hebben, het uitspruitsel zal geen meel maken; of het misschien maakte, vreemden zullen het verslinden.

8 Israel is verslonden; nu zijn zij onder de heidenen geworden, gelijk een vat, waar men geen lust toe heeft.

9 Want zij zijn opgetogen naar Assur, een woudezel, die alleen voor zichzelven is; die van Efraim hebben boelen om hoerenloon gehuurd.

10 Dewijl zij dan onder de heidenen boelen om hoerenloon gehuurd hebben, zo zal Ik die nu ook verzamelen; ja, zij hebben al een weinig begonnen, vanwege den last van den koning der vorsten.

11 Omdat Efraim de altaren vermenigvuldigd heeft tot zondigen, zo zijn hem de altaren geworden tot zondigen.

12 Ik schrijf hem de voortreffelijkheden Mijner wet voor; maar die zijn geacht als wat vreemds.

13 Aangaande de offeranden Mijner gaven, zij offeren vlees, en eten het, maar de HEERE heeft aan hen geen welgevallen. Nu zal Hij hunner ongerechtigheid gedenken, en hun zonden bezoeken; zij zullen weder in Egypte keren.

14 Want Israel heeft zijn Maker vergeten, en tempelen gebouwd, en Juda heeft vaste steden vermenigvuldigd; maar Ik zal een vuur zenden in zijn steden, dat zal haar paleizen verteren.

   

Komentář

 

Gold

  
by Mask: anonymous, Photo: Andreas Praefcke

Gold means good, and just as gold was the most precious metal known to ancient mankind so it represents the good of the highest and wisest of the angels. These angels foremostly love the Lord, and because they do they act from that love at all times. So the things they do are from love or as the writings for the new church often say, their acts are "goods of love". This is what gold represents. As soon as God planted the garden of Eden, He created a river in it, to water it. This river went out and branched into four, the first branch mentioned, Pishon, encompassed the "…land of Havilah, where there is gold… and the gold…is good". Another mention of gold comes in Exodus where the Lord is telling Moses how to make the Tabernacle. If you pay attention you will see that inside the tabernacle the main thing you see is gold, the boards of the wall are covered with it and all the furniture is either wood covered completely with gold, or is made of solid gold. Then at the end of the Word the holy city descends from God and it is made of gold, "gold like unto clear glass" good of love that can be clearly and completely understood. And it has its river. This is a promise from the Lord that we can come into a state similar to that of the garden of Eden, if we follow Him so as to come into love for Him, and act from that love.