Bible

 

Hosea 6

Studie

   

1 Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden.

2 Hij zal ons na twee dagen levend maken; op den derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven.

3 Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den HEERE te kennen; Zijn uitgang is bereid als de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen en vroege regen des lands.

4 Wat zal Ik u doen, o Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat.

5 Daarom heb Ik hen behouwen door de profeten; Ik heb ze gedood door de redenen Mijns monds; en uw oordelen zullen voortkomen aan het licht.

6 Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot offer; en tot de kennis Gods, meer dan tot brandofferen.

7 Maar zij hebben het verbond overtreden als Adam; daar hebben zij trouwelooslijk tegen Mij gehandeld.

8 Gilead is een stad van werkers der ongerechtigheid; zij is betreden van bloed.

9 Gelijk de benden der straatschenders op iemand wachten, alzo is het gezelschap der priesteren; zij moorden op den weg naar Sichem, waarlijk, zij doen schandelijke daden.

10 Ik zie een afschuwelijke zaak in het huis Israels; aldaar is Efraims hoererij, Israel is verontreinigd.

11 Ook heeft hij u, o Juda! een oogst gezet, als Ik de gevangenen Mijns volks wederbracht.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 290

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

290. Uit hetgeen eerder werd aangetoond kan nu ook duidelijk zijn, dat zij moeder van alle levenden betekent vanwege het geloof in de Heer, Die het leven Zelf is. Er kan nooit een ander dan een enkel leven zijn, waaruit het leven van allen voortkomt; en er is nergens een leven, dat leven mag heten, bestaanbaar, tenzij door het geloof in de Heer, Die het Leven is; noch geloof, waarin het leven is, tenzij van Hem, waarin Hij ook is. Daarom betekent de Heer in het Woord de alleen Levende en wordt Hij de LEVENDE JEHOVAH genoemd: Jeremia 5:2; 12:16; 16:14; 23:7; Ezechiël 5:11.

De in eeuwigheid levende, Daniël 4:34; Openbaring 4:10; 5:14; 10:6.

Bij David:

‘De bron van het leven’, (Psalm 36:10).

Bij Jeremia:

‘de Springader van het levende water’, (Jeremia 17:13). De hemel, welke uit Hem leeft, wordt het land der levenden genoemd, (Jesaja 38:11; 53:8; Ezechiël 26:20; 32:23-27, 32; Psalm 27:13; Psalm 52:7; Psalm 142:6). En de levenden heten zij, die in het geloof in de Heer zijn, zoals bij David:

‘Die onze zielen onder de levenden stelt’, (Psalm 66:9). En van hen die in het geloof zijn, wordt gezegd dat zij in het boek der levens staan, (Psalm 66:29);

en in het boek des levens, (Openbaring 13:8, 17:8, 20:15). Daarom ook wordt er van hen, die het geloof in. Hem ontvangen, gezegd, dat zij levend worden gemaakt, (Hosea 6:2, Psalm 85:7). Omgekeerd werden zij, die niet in het geloof zijn, doden genoemd, hetgeen er vanzelf uit volgt; zoals eveneens bij Jesaja:

‘Doden herleven niet, schimmen staan niet op; daarom hebt Gij hen bezocht en verdelgd en alle gedachtenis aan hen uitgeroeid’, (Jesaja 26:14);

voor hen die opgeblazen zijn van eigenliefde; opstaan betekent tot het leven ingaan. Zij worden ook verslagenen van het zwaard genoemd, (Ezechiël 32:23-31). En de hel wordt dood genoemd, (Jesaja 25:8, 28:15). Ook worden zij door de Heer doden genoemd, (Mattheus 4:16, Johannes 5:25; 8:21, 24, 51, 52).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl