Bible

 

Hosea 4

Studie

   

1 Hoort des HEEREN woord, gij kinderen Israels! want de HEERE heeft een twist met de inwoners des lands, omdat er geen trouw, en geen weldadigheid, en geen kennis van God in het land is;

2 Maar vloeken en liegen, en doodslaan, en stelen, en overspel doen; zij breken door, en bloedschulden raken aan bloedschulden.

3 Daarom zal het land treuren, en een iegelijk, die daarin woont, kwelen, met het gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels; ja, ook de vissen der zee zullen weggeraapt worden.

4 Doch niemand twiste noch bestraffe iemand; want uw volk is als die met den priester twisten.

5 Daarom zult gij vallen bij dag, ja, zelfs de profeet zal met u vallen bij nacht; en Ik zal uw moeder uitroeien.

6 Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen hebt, heb Ik u ook verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet zult bedienen; dewijl gij de wet uws Gods vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten.

7 Gelijk zij meerder geworden zijn, alzo hebben zij tegen Mij gezondigd; Ik zal hunlieder eer in schande veranderen.

8 Zij eten de zonde Mijns volks, en verlangen, een ieder met zijn ziel, naar hun ongerechtigheid.

9 Daarom, gelijk het volk, alzo zal de priester zijn; en Ik zal zijn wegen over hem bezoeken, en zijn handelingen hem vergelden.

10 En zij zullen eten, maar niet zat worden, zullen hoereren, maar niet uitbreken in menigte; want zij hebben nagelaten den HEERE in acht te nemen.

11 Hoererij, en wijn, en most neemt het hart weg.

12 Mijn volk vraagt zijn hout, en zijn stok zal het hem bekend maken; want de geest der hoererijen verleidt hen, dat zij van onder hun God weghoereren.

13 Op de hoogten der bergen offeren zij, en op de heuvelen roken zij, onder een eik, en populier, en iepeboom, omdat derzelver schaduw goed is; daarom hoereren uw dochteren, en uw bruiden bedrijven overspel.

14 Ik zal over uw dochteren geen bezoeking doen, omdat zij hoereren, en over uw bruiden, omdat zij overspel doen; want zij zelven scheiden zich af met de hoeren, en offeren met de snoodste hoeren; het volk dan, dat geen verstand heeft zal omgekeerd worden.

15 Zo gij, o Israel! wilt hoereren, dat immers Juda niet schuldig worde; komt gij toch niet te Gilgal, en gaat niet op naar Beth-Aven, en zweert niet: Zo waarachtig als de HEERE leeft.

16 Want Israel is onbandig, als een onbandige koe; nu zal hen de HEERE weiden, als een lam in de ruimte.

17 Efraim is vergezeld met de afgoden; laat hem varen.

18 Hunlieder zuiperij is afvallig; zij doen niet dan hoereren; hun schilden (het is een schande!) beminnen het woord: Geeft.

19 Een wind heeft hen gebonden in zijn vleugelen, en zij zullen beschaamd worden vanwege hun offeranden.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Leer des Levens # 2

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 114  
  

2. Iedereen die het Woord leest ziet dat religie verbonden is met het leven, en dat religieus leven is het goede te doen en hij erkent dit ook wanneer hij dit leest. In het Woord staat het volgende: 'Al wie een van deze minste geboden zal ontbinden en de mensen zo zal onderrichten, zal een minste worden genoemd in het Koninkrijk der hemelen; wie echter deze zal doen en onderricht, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der Hemelen. Ik zeg u, tenzij uw gerechtigheid overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeërs, zult gij niet binnengaan in het Koninkrijk der Hemelen', (Mattheüs 5:19-20).

'Elke boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen; en daarom aan hun vruchten zult ge hen kennen', (Mattheüs 7:19-20).

'Niet eenieder die tot Mij zegt: Heer en Meester, zal binnengaan in het Koninkrijk der Hemelen, maar die de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is', (Mattheüs 7:21).

'Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heer en Meester, hebben wij niet in Uw naam geprofeteerd, in Uw naam demonen uitgeworpen, en in Uw naam vele krachten gedaan; maar dan zal Ik openlijk tot hen zeggen: Ik ken u niet, ga weg van Mij, bewerkers van de wetteloosheid', (Mattheüs 7:22-23).

'Ieder die Mijn woorden hoort en deze doet, zal Ik vergelijken met een voorzichtig man die zijn huis heeft gebouwd op een rots, maar ieder die Mijn woorden hoort en deze niet doet, zal vergeleken worden met een dwaas man die zijn huis heeft gebouwd op zand', (Mattheüs 7:24, 26).

'Jezus zei: Een zaaier ging uit om te zaaien; er vielen zaden op de harde weg, andere in rotsachtige plaatsen, andere tussen de doornen; en andere in goede aarde. Hij die in de goede aarde gezaaid is, deze is het die het Woord hoort en verstaat, en die vandaar vrucht draagt en doet, de een honderdvoudig, de ander zestigvoudig en de ander dertigvoudig. Toen Jezus op deze dingen antwoordde, zei Hij: Die oren heeft om te horen, die hore', (Mattheüs 13:3-9, 23).

'Komen zal de Zoon des mensen in de heerlijkheid van Zijn Vader en dan zal Hij eenieder vergelden naar diens daden', (Mattheüs 16:27).

'Weggenomen zal worden van u het Koninkrijk van God, en worden gegeven aan een natie die de vruchten ervan opbrengt', (Mattheüs 21:43).

'Wanneer de Zoon des mensen komt in Zijn heerlijkheid, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid, en Hij zal zeggen tot de schapen aan de rechterzijde: komt gij gezegenden en bezit als erfenis het Koninkrijk dat voor u bereid is vanaf de grondlegging van de wereld; want Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij te drinken gegeven; een vreemdeling was Ik en gij hebt Mij onderdak gegeven; naakt was Ik en gij hebt Mij bekleed; ziek was Ik en gij hebt naar Mij omgezien; in de gevangenis was Ik en gij bent tot Mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen antwoorden: Wanneer hebben wij U dan gezien? Maar de Koning zal dan antwoorden en hun zeggen: Voorwaar, Ik zeg u: Voor zoveel gij dit gedaan hebt aan een van Mijn minste broeders, zo hebt gij het Mij gedaan. En de Koning zal eendere dingen zeggen tot de bokken die aan de linkerzijde zijn; en omdat die niet zulke dingen hebben gedaan, zal Hij zeggen: Gaat heen, weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat bereid is voor de duivel en zijn engelen', (Mattheüs 25:31-46).

'Draagt liever vruchten de boetedoening waardig; reeds ligt de bijl aan de wortel van de bomen; alle boom daarom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen', (Lucas 3:8-9).

'Jezus zei: Waarom noemt gij Mij Heer en Meester, en doet niet de dingen die Ik zeg? Ieder die tot Mij komt en Mijn woorden hoort en deze doet, is zoals een mens die een huis bouwt en het fundament op een rotsbodem legt; hij echter die Mijn woorden hoort en deze niet doet, is zoals een mens die een huis zomaar ergens op de grond bouwt, zonder fundering', (Lucas 6:46-49).

'Jezus zei: Mijn moeder en Mijn broeders zijn zij, die het Woord van God horen en dit doen!', (Lucas 8:21).

'Dan zult u beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen en zeggen: Heer, doe ons open; maar Hij zal antwoorden en tot hen zeggen: Ik ken u niet vanwaar gij zijt; wijkt van Mij, al gij bewerkers van de ongerechtigheid, (Lucas 13:25-27).

'Dit is het oordeel, dat het Licht gekomen is in de wereld, maar de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht, want hun werken waren boos; ieder die boze dingen doet, haat het licht, opdat zijn werken niet worden blootgelegd. Wie echter de waarheid doet, komt tot het licht, opdat van zijn werken openbaar mag worden, dat zij in God gedaan zijn', (Johannes 3:19-21).

'En uit zullen gaan zij die de goede dingen hebben gedaan, tot de wederopstanding ten leven', (Johannes 5:29).

'Wij weten dat God zondaars niet hoort, maar als iemand God vreest en Zijn wil doet, deze hoort Hij', (Johannes 9:31).

'Indien gij deze dingen weet, gezegend zijt gij als ge ze ook doet', (Johannes 13:17).

'Die Mijn geboden heeft en deze doet, die is het die Mij liefheeft, en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren en tot hem zal Ik komen en verblijf bij hem maken. Die Mij niet liefheeft, bewaart Mijn geboden niet', (Johannes 14:15, 21-24).

'Jezus zei: Ik ben de wijnstok, en Mijn Vader is de wijngaardenier; alle rank in Mij die geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; alle rank echter die vrucht draagt, die snoeit Hij, opdat die meer vrucht zal dragen', (Johannes 15:1-2).

'Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat gij overvloedig vrucht draagt en gij zo Mijn discipelen wordt gemaakt', (Johannes 15:8).

' Gij zijt Mijn vrienden, als u gedaan zult hebben al wat Ik u gebied: Ik, uitgekozen heb Ik u, opdat gij vrucht zoudt dragen en dat uw vrucht blijvend zal zijn', (Johannes 15:14, 16).

De Heer zei tot Johannes: Schrijf aan de engel van de Kerk van Efeze: Ik ken uw werken: Ik heb tegen u dat gij uw eerste liefde hebt verlaten; kom tot omkeer en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal uw kandelaar van zijn plaats verwijderen', (Apocalyps 2:1-2, 4-5).

'Aan de engel van de Kerk van Smyrna schrijf: Ik ken uw werken', (Apocalyps 2:8-9).

'Aan de engel van de Kerk in Pergamos schrijf: Ik ken uw werken, doe boete', (Apocalyps 2:12-13, 16).

'Aan de engel van de Kerk in Tyatira schrijf: Ik ken uw werken en uw naastenliefde; en uw latere werken zijn meer dan de eerste', (Apocalyps 2:18-19).

'Aan de engel van de Kerk in Sardis schrijf: Ik ken uw werken, dat gij de naam hebt dat gij leeft, maar gij zijt dood, Ik heb uw werken niet vol bevonden voor God; doe boete', (Apocalyps 3:1-3).

'Aan de engel van de Kerk die in Filadelfia is, schrijf: Ik ken uw werken', (Apocalyps 3:7-8).

'Aan de engel van de Kerk van de Laodicenzen schrijf: Ik ken uw werken, kom tot omkeer', (Apocalyps 3:14-15, 19).

'Ik hoorde een stem vanuit de hemel die zei: Schrijf: Gezegend de doden die in de Heer sterven, van nu aan: de geest zegt: Opdat zij rusten mogen van hun arbeid; hun werken volgen met hen', (Apocalyps 14:13).

'Een boek werd geopend; het was het Boek des Levens; en gericht werden de doden volgens de dingen die geschreven zijn in het Boek, allen volgens hun werken', (Apocalyps 20:12-13).

'Zie, Ik kom snel en Mijn loon met Mij, om te geven eenieder volgens zijn werk', (Apocalyps 22:12).

Het is eveneens in het Oude Testament geschreven: 'Ik zal hun vergelden naar hun werk en naar de daad van hun handen', (Jeremia 25:14).

'Jehovah, Wiens ogen open zijn over alle wegen van de mensen, om te geven eenieder volgens zijn wegen en volgens de vrucht van zijn werken', (Jeremia 32:19).

'Ik zal bezoeken volgens zijn wegen en zijn werken zal Ik hem vergelden', (Hoschea 4:9).

'Jehovah, naar onze wegen, naar onze werken doet Hij met ons', (Zacharia 1:6).

En op vele plaatsen is geschreven dat de mens de inzettingen, bevelen en de wetten zouden doen, zoals: 'Gij zult onderhouden Mijn inzettingen en Mijn gerichten, en als de mens ze gedaan zal hebben, zo zal hij door die leven', (Leviticus 18:5).

'Gij zult onderhouden Mijn inzettingen en Mijn gerichten, om die te doen', (Leviticus 19:37; Leviticus 20:8; Leviticus 22:31).

'Zegeningen, indien zij de geboden gedaan zullen hebben, en vervloekingen indien zij deze niet gedaan zullen hebben', (Leviticus 26:4-46).

Aan de zonen Israëls werd bevolen dat zij voor zich zouden maken snoertjes op de slippen van hun klederen, opdat zij zouden gedenken alle geboden van Jehovah om die te doen, (Numeri 15:38-39);

en op duizend andere plaatsen. Dat het de werken zijn die de mens van de Kerk maken en dat hij volgens die wordt gered, leert de Heer ook in de gelijkenissen, waarvan verscheidene insluiten dat zij die goede dingen doen, worden aangenomen, en zij die boze dingen doen, worden verworpen, zoals de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard, (Mattheüs 21:33-44);

over de vijgenboom die geen vrucht gaf, (); over de talenten en de minen, waarmee zij zouden handelen, (Mattheüs 25:14-31; Lucas 19:13-25).

Over de Samaritaan die de wonden verbond van de man die was gewond door rovers, (Lucas 10:30-37)

Over de rijkaard en Lazarus, (Lucas 16:19-31).

Over de tien maagden, (Mattheüs 25:1-12).

  
/ 114  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.