Bible

 

Habakkuk 1

Studie

1 De last, welken Habakuk, de profeet, gezien heeft.

2 HEERE! hoe lang schreeuw ik, en Gij hoort niet, hoe lang roep ik geweld, tot U, en Gij verlost niet!

3 Waarom laat Gij mij ongerechtigheid zien, en aanschouwt de kwelling? Want verwoesting en geweld is tegen mij over, en er is twist, en men neemt gekijf op.

4 Daarom wordt de wet onderlaten, en het recht komt nimmermeer voort; want de goddeloze omringt den rechtvaardige; daarom komt het recht verdraaid voor.

5 Ziet onder de heidenen, en aanschouwt, en verwondert u, verwondert u, want Ik werk een werk in ulieder dagen, hetwelk gij niet geloven zult, als het verteld zal worden.

6 Want ziet, Ik verwek de Chaldeen, een bitter en snel volk, trekkende door de breedten der aarde, om erfelijk te bezitten woningen, die de zijne niet zijn.

7 Schrikkelijk en vreselijk is hetzelve; zijn recht en zijn hoogheid gaat van hemzelven uit.

8 Want zijn paarden zijn lichter dan de luipaarden, en zij zijn scherper dan de avondwolven, en zijn ruiters verspreiden zich; ja, zijn ruiters zullen van verre komen, zij zullen vliegen als een arend, zich spoedende om te eten.

9 Het zal geheellijk tot geweld komen, wat zij inslorpen zullen met hun aangezichten, zullen zij brengen naar het oosten; en het zal de gevangenen verzamelen als zand.

10 En hij zal de koningen beschimpen, en de prinsen zullen hem een belaching zijn; hij zal alle vesting belachen; want hij zal stof vergaderen, en hij zal ze innemen.

11 Dan zal hij den geest veranderen, en hij zal doortrekken, en zich schuldig maken, houdende deze zijn kracht voor zijn God.

12 Zijt Gij niet van ouds af de HEERE, mijn God, mijn Heilige? Wij zullen niet sterven; o HEERE! tot een oordeel hebt Gij hem gesteld, en o Rots! om te straffen, hebt Gij hem gegrondvest.

13 Gij zijt te rein van ogen, dan dat Gij het kwade zoudt zien, en de kwelling kunt Gij niet aanschouwen; waarom zoudt Gij aanschouwen die trouwelooslijk handelen? Waarom zoudt Gij zwijgen, als de goddeloze dien verslindt, die rechtvaardiger is dan hij?

14 En waarom zoudt Gij de mensen maken, als de vissen der zee, als het kruipend gedierte, dat geen heerser heeft?

15 Hij trekt ze allen met den angel op, hij vergadert ze in zijn garen, en hij verzamelt ze in zijn net; daarom verblijdt en verheugt hij zich.

16 Daarom offert hij aan zijn garen, en rookt aan zijn net; want door dezelve is zijn deel vet geworden, en zijn spijze smoutig.

17 Zal hij dan daarom altoos zijn garen ledig maken, en zal hij niet verschonen, met altoos de volken te doden?

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalypse Revealed # 244

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

244. And the fourth living creature was like a flying eagle. This symbolizes the Divine truth of the Word in respect to its concepts and the understanding they afford.

Eagles have various symbolic meanings, but flying eagles symbolize concepts which lead to understanding, since when they fly, they recognize and see. They also have sharp eyes so as to see keenly, and eyes symbolize the intellect (nos. 48, 214).

To fly means, symbolically, to perceive and teach, and in the highest sense, which has the Lord as its subject, it means to foresee and provide.

That this is the symbolic meaning of eagles in the Word is apparent from the following passages:

Those who wait on Jehovah shall renew their strength; they shall mount up on wings like eagles. (Isaiah 40:31)

To mount up on wings like eagles means to be raised into concepts of truth and goodness and so into intelligence.

Does the hawk fly by your wisdom...? Does the eagle mount up at your command...(and) spy out its food? Its eyes observe from afar. (Job 39:26-27, 29)

The eagle here describes a faculty for recognizing, understanding, and foreseeing, and the fact that this does not result from one's own intelligence.

(Jehovah,) who satisfies your mouth with good, so that you are renewed in your youth like an eagle. (Psalms 103:5)

To satisfy the mouth with good means to give understanding by means of concepts. Thus an analogy is made with an eagle.

A great eagle with large wings and long pinions... came upon Lebanon and took from the cedar a little branch... Then it took some of the seed of the land and planted it in the field of a growing crop..., and it grew and became a vine... But there was another great eagle..., to which the vine bent its roots... (Ezekiel 17:1-8)

The two eagles here describe the Jewish and Israelite churches, each in respect to its concepts of truth and consequent intelligence.

In an opposite sense, however, eagles symbolize false concepts, by which the intellect is corrupted, as in Matthew 24:28, Jeremiah 4:13, Habakkuk 1:8-9, and elsewhere.

  
/ 962  
  

Many thanks to the General Church of the New Jerusalem, and to Rev. N.B. Rogers, translator, for the permission to use this translation.