Bible

 

Genesis 23

Studie

   

1 En het leven van Sara was honderd zeven en twintig jaren; dit waren de jaren des levens van Sara.

2 En Sara stierf te Kiriath-Arba, dat is Hebron, in het land Kanaan; en Abraham kwam om Sara te beklagen, en haar te bewenen.

3 Daarna stond Abraham op van het aangezicht van zijner dode, en hij sprak tot de zonen Heths, zeggende:

4 Ik ben een vreemdeling en inwoner bij u; geef mij een erfbegrafenis bij u, opdat ik mijn dode van voor mijn aangezicht begrave.

5 En de zonen Heths antwoordden Abraham, zeggende tot hem:

6 Hoor ons, mijn heer! gij zijt een vorst Gods in het midden van ons; begraaf uw dode in de keure onzer graven; niemand van ons zal zijn graf voor u weren, dat gij uw dode niet zoudt begraven.

7 Toen stond Abraham op, en boog zich neder voor het volk des lands, voor de zonen Heths;

8 En hij sprak met hen, zeggende: Is het met uw wil, dat ik mijn dode begrave van voor mijn aangezicht; zo hoort mij, en spreekt voor mij bij Efron, den zoon van Zohar,

9 Dat hij mij geve de spelonk van Machpela, die hij heeft, die in het einde van zijn akker is, dat hij dezelve mij om het volle geld geve, tot een erfbegrafenis in het midden van u.

10 Efron nu zat in het midden van de zonen Heths; en Efron de Hethiet antwoordde Abraham, voor de oren van de zonen Heths, van al degenen, die ter poorte zijner stad ingingen, zeggende:

11 Neen, mijn heer! hoor mij; den akker geef ik u; ook de spelonk, die daarin is, die geef ik u; voor de ogen van de zonen mijns volks geef ik u die; begraaf uw dode.

12 Toen boog zich Abraham neder voor het aangezicht van het volk des lands;

13 En hij sprak tot Efron, voor de oren van het volk des lands, zeggende: Trouwens, zijt gij het? lieve, hoor mij; ik zal het geld des akkers geven; neem het van mij, zo zal ik mijn dode aldaar begraven.

14 En Efron antwoordde Abraham, zeggende tot hem:

15 Mijn heer! hoor mij; een land van vierhonderd sikkelen zilvers, wat is dat tussen mij en tussen u? begraaf slechts uw dode.

16 En Abraham luisterde naar Efron; en Abraham woog Efron het geld, waarvan hij gesproken had voor de oren van de zonen Heths, vierhonderd sikkelen zilvers, onder den koopman gangbaar.

17 Alzo werd de akker van Efron, die in Machpela was, dat tegenover Mamre lag, de akker en de spelonk, die daarin was, en al het geboomte, dat op den akker stond, dat rondom in zijn ganse landpale was gevestigd,

18 Aan Abraham tot een bezitting, voor de ogen van de zonen Heths, bij allen, die tot zijn stadspoort ingingen.

19 En daarna begroef Abraham zijn huisvrouw Sara in de spelonk des akkers van Machpela, tegenover Mamre, hetwelk is Hebron, in het land Kanaan.

20 Alzo werd die akker, en de spelonk die daarin was, aan Abraham gevestigd tot een erfbegrafenis van de zonen Heths.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6551

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6551. Op de aangezichten van Mamre; dat dit de hoedanigheid en de hoeveelheid betekent, staat vast uit de betekenis van Mamre, namelijk de hoedanigheid en de hoeveelheid van de zaak waaraan het is toegevoegd, nrs. 2970, 2980, 4613, 6456.

Dat daar iets speciaals mee wordt aangeduid dat Abraham de spelonk des akkers van Machpela had gekocht, welke voor Mamre is, van Efron, de Hethiet, kan hieruit vaststaan dat dit zo vaak wordt herhaald, zoals in Genesis:

‘Gevestigd werd de akker van Efron, welke in Machpela was, welke voor Mamre was’, (Genesis 23:17);

verder:

‘Daarna begroef Abraham Sarah, zijn echtgenote, tot de spelonk des akkers van Machpela op de aangezichten van Mamre’ en ook nog:

‘Gevestigd werd de akker en de spelonk welke daarin was, aan Abraham tot een bezit des grafs, van de zonen Cheths’, (Genesis 23:19, 20). En verder in Genesis:

‘Zij begroeven Abraham tot de spelonk van Machpela, tot het veld van Efron, de zoon van Zochar, de Hethiet, welke op de aangezichten van Mamre is, de akker die Abraham kocht van de zonen Cheths’, (Genesis 25:9, 10);

verder:

‘Begraaf mij in de spelonk die is in de akker van Machpela, welke op de aangezichten van Mamre is, in het land Kanaän, welke Abraham met de akker heeft gekocht van Efron, de Hethiet, tot een bezit des grafs. De koop van de akker en van de spelonk welke daarin is, van de zonen Cheths’, (Genesis 49:30-32);

en in dit hoofdstuk: ’Zij begroeven hem in de spelonk des akkers van Machpela, welke Abraham met de akker had gekocht tot een bezit des grafs van Efron, de Hethiet, op de aangezichten van Mamre’, (Genesis 50:13). Het speciale dat met deze veelvuldige herhaling in bijna dezelfde woorden wordt aangeduid, is dat door Abraham, Izaäk en Jakob de Heer wordt uitgebeeld; met hun begrafenis de wederopstanding en de wederopwekking; met de spelonk des akkers van Machpela de aanvang van de wederverwekking; met Efron, de Hethiet, zij die het goede van het geloof opnemen en zich laten wederverwekken; en met de zonen Cheths de geestelijke Kerk; zo worden dus, omdat die dingen in zijn totaliteit samengenomen, de instauratie van de geestelijke Kerk betekenen, daarom zo vaak dezelfde dingen herhaald.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl