Bible

 

Genesis 23

Studie

   

1 En het leven van Sara was honderd zeven en twintig jaren; dit waren de jaren des levens van Sara.

2 En Sara stierf te Kiriath-Arba, dat is Hebron, in het land Kanaan; en Abraham kwam om Sara te beklagen, en haar te bewenen.

3 Daarna stond Abraham op van het aangezicht van zijner dode, en hij sprak tot de zonen Heths, zeggende:

4 Ik ben een vreemdeling en inwoner bij u; geef mij een erfbegrafenis bij u, opdat ik mijn dode van voor mijn aangezicht begrave.

5 En de zonen Heths antwoordden Abraham, zeggende tot hem:

6 Hoor ons, mijn heer! gij zijt een vorst Gods in het midden van ons; begraaf uw dode in de keure onzer graven; niemand van ons zal zijn graf voor u weren, dat gij uw dode niet zoudt begraven.

7 Toen stond Abraham op, en boog zich neder voor het volk des lands, voor de zonen Heths;

8 En hij sprak met hen, zeggende: Is het met uw wil, dat ik mijn dode begrave van voor mijn aangezicht; zo hoort mij, en spreekt voor mij bij Efron, den zoon van Zohar,

9 Dat hij mij geve de spelonk van Machpela, die hij heeft, die in het einde van zijn akker is, dat hij dezelve mij om het volle geld geve, tot een erfbegrafenis in het midden van u.

10 Efron nu zat in het midden van de zonen Heths; en Efron de Hethiet antwoordde Abraham, voor de oren van de zonen Heths, van al degenen, die ter poorte zijner stad ingingen, zeggende:

11 Neen, mijn heer! hoor mij; den akker geef ik u; ook de spelonk, die daarin is, die geef ik u; voor de ogen van de zonen mijns volks geef ik u die; begraaf uw dode.

12 Toen boog zich Abraham neder voor het aangezicht van het volk des lands;

13 En hij sprak tot Efron, voor de oren van het volk des lands, zeggende: Trouwens, zijt gij het? lieve, hoor mij; ik zal het geld des akkers geven; neem het van mij, zo zal ik mijn dode aldaar begraven.

14 En Efron antwoordde Abraham, zeggende tot hem:

15 Mijn heer! hoor mij; een land van vierhonderd sikkelen zilvers, wat is dat tussen mij en tussen u? begraaf slechts uw dode.

16 En Abraham luisterde naar Efron; en Abraham woog Efron het geld, waarvan hij gesproken had voor de oren van de zonen Heths, vierhonderd sikkelen zilvers, onder den koopman gangbaar.

17 Alzo werd de akker van Efron, die in Machpela was, dat tegenover Mamre lag, de akker en de spelonk, die daarin was, en al het geboomte, dat op den akker stond, dat rondom in zijn ganse landpale was gevestigd,

18 Aan Abraham tot een bezitting, voor de ogen van de zonen Heths, bij allen, die tot zijn stadspoort ingingen.

19 En daarna begroef Abraham zijn huisvrouw Sara in de spelonk des akkers van Machpela, tegenover Mamre, hetwelk is Hebron, in het land Kanaan.

20 Alzo werd die akker, en de spelonk die daarin was, aan Abraham gevestigd tot een erfbegrafenis van de zonen Heths.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Arcana Coelestia # 2970

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2970. Which was in Machpelah, which was before Mamre. That this signifies the quality and amount of regeneration, is evident from the signification of “Machpelah” as being regeneration by means of the truth which is of faith; and from the signification of “Mamre,” as being its quality and amount. By “Machpelah” when the word “cave” is joined to it, or when it is said the “cave of Machpelah,” is signified faith which is in obscurity (n. 2935); but by “Machpelah” when named without the word “cave,” and it is stated afterwards that there is a “field with a cave” there, is meant regeneration; for by the “field” and “cave” are signified the good and truth of faith by which the regeneration is effected; and besides, Machpelah was a tract of land in which there was a sepulcher, by which last is signified regeneration (n. 2916). But “Mamre,” because it was Hebron (as is said in the 19th verse (Genesis 23:19) that follows presently), and was in Hebron (as is said in Genesis 13, verse 18), signifies nothing else than the quality and amount, here, of regeneration, when joined with “Machpelah;” but of the church when joined with “Hebron;” and likewise of perception when joined with “oak-groves” (as in n. 1616). Thus “Mamre” is simply the determination of the state of the thing; for it was a place where Abraham dwelt (Genesis 13:18); and where Isaac dwelt, and to which Jacob came (Genesis 35:27).

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for the permission to use this translation.