Bible

 

Genesis 15

Studie

   

1 Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.

2 Toen zeide Abram: Heere, Heere! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer?

3 Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!

4 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn.

5 Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!

6 En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.

7 Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.

8 En hij zeide: Heere, Heere! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal?

9 En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars, en een driejarige geit, en een driejarige ram, en een tortelduif, en een jonge duif.

10 En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deel tegen het andere over; maar het gevogelte deelde hij niet.

11 En het wild gevogelte kwam neder op het aas; maar Abram joeg het weg.

12 En het geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, en grote duisternis viel op hem.

13 Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.

14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have.

15 En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begraven worden.

16 En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen.

17 En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging.

18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath:

19 Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet,

20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten,

21 En den Amoriet, en den Kanaaniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 120

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

120. Evenals Egypte staat ook de Eufraat zowel voor de wetenschap of de verzamelde kennis, als voor het zinnelijke waaruit de verzamelde kennis voortkomt, wat duidelijk uit het woord blijkt bij de profeten, zoals bij Micha:

‘Mijn vijandin zal het zien, en schaamte zal haar bedekken, haar die tot mij zei: Waar is Jehovah, uw God? Mijn ogen zullen op haar neerzien. Nu zal zij vertreden worden, als slijk der straten. Op de dag dat men uw muren herbouwt, op die dag zal de afbakening ruim zijn; die dag, waarop men tot u komen zal van Assur tot Egypte, en van Egypte tot de rivier (Eufraat); en van zee tot zee, en van berg tot berg’, (Micha 7:10, 11, 12). Zo drukten zij de Komst van de Heer uit, die de mens tot wedergeboorte zou brengen teneinde hem aan de hemelse mens gelijk te maken.

Bij Jeremia:

‘Nu dan, wat hebt gij naar Egypte te gaan om het water van de Nijl te drinken? Of wat hebt gij naar Assyrië te gaan om het water van de Eufraat te drinken?’, (Jeremia 2:18);

waar Egypte en Eufraat op dezelfde manier voor de verzamelde kennis staan. Assur voor de redeneringen daarover.

Bij David:

‘Gij hebt een wijnstok uit Egypte uitgegraven, Gij hebt volken verdreven en hem geplant. Hij breidde zijn takken uit tot aan de zee, zijn scheuten tot aan de rivier’, (Psalm 80:9, 12);

waar eveneens de rivier Eufraat staat voor het zinnelijke en voor de verzamelde kennis. Want de Eufraat was de grens tegen Assur en tot zover reikte de heerschappij van Israël, zoals de in het geheugen verzamelde kennis de grens is van het inzicht en van de wijsheid van de geestelijke en van de hemelse mens. Hetzelfde wordt bedoeld met hetgeen tot Abraham gezegd is:

‘Te dien dage sloot Jehovah een verbond met Abram, zeggende: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat’, (Genesis 15:18). Deze beide grenzen betekenen iets dergelijks.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl